Na lang touwtrekken kreeg Ginneken een molen, ‘Het Fortuyn’, met ontklede dame boven de deur.



1. In het jaar 1800 kreeg Ginneken een eigen molen aan de Bavelselaan met de welluidende naam: Het Fortuijn. Boven de ingang was een steen met een half geklede dame er op ingemetseld.
Vanaf het jaar 1795 bestond er voor de inwoners van Ginneken/Bavel een dwang om hun koren te laten malen bij molen ‘De Korenbloem’ in Strijbeek. Deze dwang werd opgelegd door de Heer van Breda. Die had naast het molenrecht in Strijbeek ook het molenrecht in Breda in zijn bezit had. Vóór 1795 konden de Ginnekenaren terecht op de molen van Zandbergen achter de tegenwoordige Ginnekenweg. Het ‘molenrecht’ was in die tijd een probaat middel om belastingen te innen.

De molen van de Zandberg werd in 1794 volledig door brand verwoest, zodat de inwoners van Ginneken/Bavel op Strijbeek aangewezen waren. Nadat rond 1797 de molenrechten werden afgeschaft kon de gemeente Ginneken en Bavel zelf het initiatief nemen voor de bouw van een windmolen binnen de eigen dorpsgrens. In 1797 werd een vergunning aangevraagd voor het bouwen van een windmolen aan de Nieuwe Baan (nu Bavelselaan).

Er werd een verzoek ingediend om op eigen kosten te gaan bouwen…

Omdat de gemeente Ginneken de kosten van de molen zelf wilde dragen, werd door Den Haag snel goedkeuring gegeven en kon men gaan bouwen. Al in januari 1800 werd de bouw gegund aan de Ginnekense timmerman Hendrik Vermeulen. Wel met de voorwaarde dat het karwei binnen acht maanden klaar moest zijn. De bouw kostte alles bij elkaar ƒ 10.500,00. In mei 1800 werd Adrianus Rijken de eerste pachter van de molen voor een termijn van zes jaar voor een jaarlijkse pachtsom van ƒ 1.700,00. Het maalloon per zak van ongeveer 80 liter lag tussen de vier en acht stuivers, dit naar gelang de soort van te vermalen goederen. In 1806 werd het pachtcontract met vijf jaar verlengd, terwijl de pachtsom werd verlaagd naar ƒ 1250,00 per jaar.

Voornamelijk door de slechte oogsten kwam molenaar Rijken in grote financiële problemen, reden waarom hij aan de gemeente om een tegemoetkoming vroeg. In 1810 stopte Rijken en kwam er een nieuwe molenaar, Sebastiaan van Bragt. Hij pachtte de Ginnekense molen voor vijf jaar voor een bedrag van ƒ 1520,00 per jaar. Bragt verhoogde de maalprijzen. Na molenaar van Bragt hebben tussen 1822 en 1873 nog zes molenaars de molen gepacht. De gemeente had ondertussen de investering in de molen ruimschoots terug verdiend en begon aan verkoop te denken. Daarbij had men ƒ 8000,00 als minimum bod in het hoofd. Het was molenaar De Gier die het hoogste bod deed. Hij bood niet meer dan ƒ 7300,00. Te laag dus, waardoor de verkoop niet door ging.

De gemeente besloot de molen ‘Het Fortuijn’ in het openbaar te verkopen…

In 1871 besloot de gemeente om de molen en het molenaarshuis (aan de Molenstraat) in het openbaar te verkopen. Voor de voorlopige toewijzing hield notaris Jonckheer een zitting in herberg ‘De Vrachtwagen’ aan de (Ginneken) Markt. De definitieve toewijzing vond twee weken later plaats in de herberg van A. Vlamings aan de Boschstraat (nu Duivelsbruglaan). De molen en molenaarswoning ging voor ƒ 8150,00 van de hand en werd toegewezen aan Sebastiaan de Werd uit Princenhage. Tot aan zijn dood in het jaar 1901 exploiteerde hij de molen. Zijn vrouw zette het bedrijf nog tot 1908 voort en verkocht de zaak toen aan Martinus Pals uit Princenhage. Kort daarna vertrok deze echter naar Canada en zo kwam de molen in handen van Petrus Cornelis Victor van de Reijt. Voor veel oudere Ginnekenaren een bekende naam.

Na 1910 heeft de molen niet veel meer op windkracht gedraaid, omdat de bomen aan de Bavelselaan hem letterlijk de wind uit de zeilen namen. In een gebouw achter de molen werd door Victor van de Reijt een toen ultra moderne zuiggasmotor geïnstalleerd, waardoor de molen wind of geen wind altijd kon produceren. Door nieuwbouw en aankoop van de Ginnekense brouwerij ‘De Zwaan’ kreeg de molen ‘Het Fortuijn’ steeds minder bestaansrecht. Omdat hij motorisch werd aangedreven had men de wieken al verwijderd en verkocht. En zo verviel de molen langzaam maar zeker tot een bouwval. Voor een bedrag van niet meer dan één gulden werd hij uiteindelijk aan de gemeente verkocht onder voorwaarde dat de gemeente het onderhoud voor haar rekening zou nemen.

De molen kwam ondanks de toezegging toch steeds meer in verval…

De molen raakte steeds meer in verval en werd in 1928 afgebroken. Na 128 jaar gemalen te hebben was Ginneken haar molen kwijt. Dat wil niet zeggen dat daarmee ook een eind kwam aan de activiteiten van de familie Van de Reijt. Aan de Bavelselaan ging de handel gewoon door. Onder andere met de verkoop van bier onder het merk ‘de Zwaan’. De gevelsteen die boven de ingang van de molen was ingemetseld, is bewaard gebleven en werd in de topgevel van het gebouw aan de Bavelselaan ingemetseld. Omdat op de steen een niet geklede vrouwenfiguur stond afgebeeld, moest zij van de pastoor van Ginneken hoog in de muur worden ingemetseld. In 1987 werden in het voormalige bedrijfsgebouw appartementen gebouwd. In de achterliggende tuin kwamen rond een pleintje een aantal huizen, een hofje met de toepasselijke naam ‘Fortuynhof ‘.

2. In 1987 werden in de maalderij aan de Bavelselaan appartementen gebouwd. De gevelsteen van de oude molen was al in de voorgevel ingemetseld. Helemaal in de top, vanwege het naakt.
3. In de achter het bedrijfsgebouw aanwezige grote tuin kwamen rond een pleintje een aantal nieuwe huizen. Zeg maar een hofje met de historisch toepasselijke naam ‘Fortuynhof ‘.