De gezusters Vermeeren uit de Postlaan runden in de Raadhuisstraat snoepwinkeltje De Katjang.



1. Lenie (l) en Annie Vermeeren vlak vóór de sluiting in 1971 van De Katjang in de Raadhuisstraat. De laatste week was het uitverkoop. Op zaterdagmorgen waren er alleen nog vier flessen rangzuurtjes.
Het Postlaantje zoals het vroeger was, daar kan Lenie Vermeeren alles over vertellen. Ze woonde er dik zeventig jaar. Bijna dertig jaar heeft ze samen met haar zuster An het bekende snoepwinkeltje ‘De Katjang’ in de Raadhuisstraat gerund. Rond 1917 kwam ze in het Postlaantje wonen. Het zag er toen heel anders uit. De school die in het begin van de jaren tachtig is afgebroken, was er toen ook nog niet, laat staan de nieuwe huizen die er voor in de plaats zijn gekomen.

Bij de Laurentiuskerk was het Ginnekens kerkhof. Tegenover haar ouderlijk huis in de Postlaan 12 was een zusterhuis. Er waren twee lagere scholen voor meisjes. De ene had de ingang aan de Postlaan en gold als de ‘armenschool’. De andere was voor de rijke kinderen en stond waar nu ‘Sint Frans’ is, naast de kerk. Het onderscheid in Ginneken tussen de rijke- en de armenschool is overigens al rond 1920 opgeheven.

Als Koos weer aan het vechten was, sprong burgemeester Serraris er tussen…

Lenie Vermeeren vertelt over de mensen die er vroeger woonden. Over burgemeester Serraris, hij woonde in het grote huis op de hoek van de Raadhuisstraat en de Postlaan. Serraris was voor niemand bang. Zelfs niet voor Koos, dat was zo'n vechtersbaas. Hij kon van die buien hebben, dan durfde zelfs de politie niet op hem af te gaan. Die was er bang van. Maar de burgemeester niet. Serraris was maar een klein manneke, maar als Koos weer eens aan het vechten was en hij zijn jas en hemd had uitgetrokken, sprong Serraris er tussen.Tegen het huis van Serraris stond een klein huisje aangebouwd. Daar woonde Baaike Vissers, een weduwe met een paar kinderen.

Als het kermis in het Ginneken was, dan kwam ze bij De Katjang een kaneelstok halen. Die hoefde ze dan niet te betalen. Ze zou er wel een rozenhoedje voor bidden, zei ze dan. Het huisje waar ze woonde, het staat er al lang niet meer, was van burgemeester Serraris. Iedere week betaalde Baaike drie gulden huur aan de vrouw van de burgemeester, freule Serraris. Soms kreeg ze dan van de kinderen Serraris een ‘pakske goeie boter’. Als de freule dan toevallig binnenstapte, verstopte Baaike de boter. De freule had daar niks mee te maken, vond ze. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd Ginneken gebombardeerd. De hele Postlaan zat in de schuilkelder. Behalve Baaike.

Maar tante Net ging bij Serraris "schooien" om dat huisje in de Raadhuisstraat…

De scherven vlogen in het rond, maar Baaike bleef in haar huisje. “Die flauwekul”, zei ze, “ik blijf hier, laat de moffen maar komen”. Midden in de oorlog, in 1942, zijn Lenie en An Vermeeren met De Katjan in de Raadhuisstraat begonnen. De winkel bestond toen al enkele jaren. Een tante van Lenie Vermeeren, tante Net, zat er toen in. Tante Net wilde zo graag een snoepwinkeltje beginnen dus stapte ze naar het hoofd van De Katjang in Breda, meneer Muis. Die had er eerst helemaal geen zin in, want het was oorlog en hij wist ook niet waar dat filiaal zou moeten komen. Maar tante Net wist dat wel en ging bij Serraris "schooien" om dat huisje in de Raadhuisstraat.

Lenie Vermeeren vertelt: "Toen tante Net in het winkeltje zat, was het altijd heel druk. Ze vroeg dan of ik kwam helpen. Ik deed dat graag, in de winkel staan. Toen de oorlog net begonnen was en er Duitsers in de winkel kwamen, ging tante Net burgemeester Serraris halen, omdat ze geen Duits sprak. De burgemeester heeft toen nog bij tante Net achter de toonbank snoep staan verkopen. Zo was hij, dat deed hij meteen. Tante Net was niet bang voor de Duitsers, ze zei er alles tegen. Ik zei wel eens, pas toch op direct halen die moffen je op. Op een keer kwam er een Duitser in de winkel. Tante Net zei tegen hem, vanavond komt onze koningin op de Engelse radio, maar ik kan die zender niet vinden. Wilt u die niet eens voor me opzoeken. En hij deed het nog ook.”

Ook het snoepgoed was tijdens de oorlog schaars en daarom op de bon…

“Ik was altijd bang dat ze eens meegenomen zou worden, maar dat is gelukkig nooit gebeurd. Andere keren had ze weer medelijden met hen. Er kwam er eens een die zijn hielen had doorgelopen. Ach, zei ze dan, zal ik er een pleister opdoen. Dan dacht ze bij zichzelf, het moest onze Hein maar eens zijn". Toen tante Net 63 was leerde ze meneer Borremans kennen. Meneer Borremans wilde met haar trouwen. Dat heeft ze toen maar gedaan, want meneer Borremans kon het mooi vertellen. Maar het viel tante Net een beetje tegen. Het verliep allemaal wat anders dan ze had verwacht en anders dan hij voorspeld had. Maar ze heeft haar tijd met hem uitgediend”

Toen tante Net in 1942 trouwde, namen Lenie en An Vermeeren De Katjang over. Het was net de tijd dat alles op de bon ging. "Naast ons zat het gemeentesecretarie. Die wilden allemaal zo graag bij ons kopen”, vertelt Lenie Vermeeren. “Maar dat ging niet. Ik kon maar een half ons van dit of een half ons van dat geven. Je moest het allemaal verdelen. De mensen stonden wat snoep betreft ook op de bon, die konden ook niet kopen wat ze wilden. We waren nog steeds een filiaal van De Katjang in Breda en kregen betaald naargelang er verkocht werd. Nadat meneer Muis was overleden kregen we niet meer zoveel procenten. Toen zijn we voor onszelf begonnen.

Na de annexatie golden niet langer de Ginnekense regels, maar die uit Breda…

“Toen we de winkel over namen, moest de naam De Katjang van de winkel af. Maar iedereen is ons steeds De Katjang blijven noemen. In die dagen mochten snoepzaken in het Ginneken volgens de Ginnekense regels op zondag een paar uur open zijn. Maar alleen die het dichtst bij de kerk en bij het ziekenhuis lagen. Nou, wij zaten haast met onze voeten in het wijwatervat en met ons hoofd in het ziekenhuis. We zaten er net tussenin. We waren op zondagmiddag van twaalf tot vier open. Maar ineens mocht dat niet meer. Iemand van De Katjang uit Breda heeft ons toen aangegeven. Omdat Ginneken net geannexeerd was, golden voortaan de regels uit Breda.

“Met de kermis was het altijd heel gezellig, nooit problemen. Er kon er wel eens een binnen komen die dronken was, maar die was nooit echt vervelend. Wij gingen gerust 's nachts om één uur naar huis met het geldkistje onder de arm. Ik zou dat nu niet meer durven”. Lenie Vermeeren was vijf, toen ze in de Postlaan kwam wonen. Het huis vormde toen samen met nummer 14 één pand. Haar vader heeft er toen twee van laten maken. Beneden in het souterrain waren wijnkelders, van de wijnboer die er voor hen woonde. Voor het huis was een veranda, met grote openslaande deuren. Maar omdat die de kamer zo donker maakte, is die er later afgehaald.

Als je alleen maar op de trapper van je fiets stond kreeg je al een bekeuring…

Aan het eind van de Postlaan, aan de kant van de Dillenburgstraat, stond indertijd een waterbak, een urinoir. Daarachter stond vaak een oude agent. Je mocht vroeger niet fietsen in de Postlaan. AI stond je maar op je trapper, dan stond ineens die agent voor je neus en kreeg je een bon. Lenie Vermeeren vertelt over haar broer André, die was organist in de Sacramentskerk. Zelf speelt ze piano, maar heeft daar nooit les in gehad. Daar had broerlief geen tijd voor. Hij was muziekleraar aan het lyceum en aan de muziekschool en organist. Hij had koren en gaf thuis ook les. Zijn boterhammen sneden wij voor hem altijd in stukjes, zodat hij ze alleen maar in zijn mond hoefde te steken. Zo druk had hij het.

Twee jaar voordat de gezusters Vermeeren in 1942 De Katjang overnamen, was in mei 1940 de Tweede Wereldoorlog uitgebroken. “Door de overheid werd toen bekend gemaakt dat iedereen moest vluchten”, vertelt Lenie Vermeeren, “want Ginneken zou gebombardeerd worden. Bijna alle inwoners van het Ginneken sloegen op de vlucht. Burgemeester Serraris en Charles Brauers waren er nog. Omdat mijn moeder bijna niet kon lopen, zijn we bij het Laurensziekenhuis gaan vragen of we daar in de kelder mochten schuilen. Maar die zat al helemaal vol. Toen zijn we met de auto van Charles Brauers naar Ulvenhout en van daaruit naar Notsel in België gereden.”

Ons huis in de Postlaan zat vol met moffen en de sieraden waren gestolen…

“We waren een paar dagen in Notsel toen we iemand tegen kwamen die zei dat we gerust weer terug konden gaan naar het Ginneken. Alles was veilig en alle bewoners van de Postlaan waren weer terug. Mijn moeder had in een schuur bij een boer vier dagen op de grond gezeten, ze had een open been, dus die wilde wel. Toen we uiteindelijk weer in de Postlaan kwamen, bleek er nog geen enkele bewoner terug te zijn. We gingen ons huis binnen en mijn moeder begon haar sieraden af te doen, toen er ineens werd geschoten. Een paar moffen kwamen ons huis binnengestormd. ‘Weg, weg’, zeiden ze, ‘Fransen, Fransen’ en wij vluchtten het souterrain in.

“Toen het weer rustig was, ben ik weer naar het Laurens gegaan om het nog eens te proberen. De pastoor was er ook net en hoorde mijn verhaal. “Voor de moeder van André Vermeeren is er altijd plaats”, zei hij. Ik ben toen naar huis gerend om mijn moeder op te halen. Toen ik later terug ging voor wat spullen, zat ons huis vol met Duitsers. Er zat er ook een met een geweer bij de voordeur. We durfden er niet langs. Een meneer die ook in het ziekenhuis was, is toen met ons meegegaan. De Duitsers hadden hun geweren en pistolen op de kast gelegd en er lag een landkaart op tafel. Wij zochten de sieraden, maar een Duitsers zei dat een Hollander alles had meegenomen. Drie weken zijn we het ziekenhuis gebleven.”

Niet alleen De Katjang is dicht en voor het uitbreiden van de horeca opgeslokt…

Al weer even geleden, in november 1971, zijn de dames Vermeeren gestopt met hun snoepwinkeltje in de Raadhuisstraat. An werd toen vijfenzestig. "Op het laatst raakte de winkel helemaal leeg. We vulden niets meer bij natuurlijk”, vertelt Lenie Vermeeren. We hadden alleen nog vier flessen rangzuurtjes. Die week had in de krant gestaan dat we zouden gaan sluiten en dat er ‘opheffingsuitverkoop’ was. Op zaterdag, de laatste dag, stonden de mensen al voor de winkel te wachten toen we 's morgens aankwamen. Ze kwamen vanuit heel Breda. Allemaal mensen die in het Ginneken gewoond hadden. Wij zeiden, we hebben niets meer, alleen nog maar zuurtjes. Maar dat gaf niets. Binnen een uur waren we helemaal uitverkocht.”

“Toen we ineens de hele dag thuis zaten, was dat wel een hele overgang. Ik heb nog veel nachten staan wegen. Voor ons An was het wel fijn, want zij kon op het laatst erg moeilijk lopen. Ik had er wel moeite mee". Het duurde niet lang of De Katjang werd bij café Brauers getrokken, Dat was later ook het geval met het naastgelegen melkwinkeltje en op de Ginnekenmarkt met het sigarenwinkeltje van Van der Brand . De trend van de grote horeca-uitbreidingen in het centrum Ginneken was ingezet. An Vermeeren is inmiddels overleden. Lenie Vermeeren (91) geniet haar pensioen in Huize de Werve. Haar piano heeft ze meegenomen. Uit het Ginneken is ze nooit weg geweest.

2. Heel haar leven heeft Lenie Vermeeren in de Postlaan gewoond, die ze langzaam volledig zag veranderen. In de oorlog namen de moffen bezit van het huis en stalen de sieraden van moeder.
3. Vroeger de Raadhuisstraat, in het eerste winkeltje van rechts werd in 1942 snoepwinkel De Katjang gevestigd en daarnaast was een melkwinkeltje. Beide winkeltjes werden later opgeslokt voor een horeca-uitbreiding. De Ginnekense paardentram is op weg naar Ulvenhout.
4. Het interieur van De Katjang hoort nu tot de collectie van museum Paulus van Daesdonck te Ulvenhout en is daar tijdens de openingsdagen te bewonderen. Voorzitter Jan van der Westerlaken vertelt er graag over.
5. Lenie Vermeeren (91) woont al weer even in Huize De Werve. Ze heeft heel haar leven in de Postlaan gewoond en zag alles in het Ginneken langzaam veranderen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1942, gelijk met de aanexatie van Ginneken, begon ze met haar zus Annie snoepwinkel De Katjang.