Vijftig jaar geleden kwam er een speeltuin in de Ploegstraat, pas na veel discussies en brieven.



1. De speeltuin aan de Ploegstraat bestaat in mei vijftig jaar, dus reden voor een groot feest. De speeltuin werd eind jaren negentig volledig gerenoveerd na een krachtige inzet door ouders en de Dorpsraad Ginneken.
Voor het opsporen van de geschiedenis van de Ginnekense speeltuin aan de Ploegstraat kun je het best eerst een bezoekje brengen aan het gemeentelijk archief in Breda. Het dorp Ginneken werd in 1942 door Breda geannexeerd. De archieven zijn toen overgebracht naar het Bredase archief, dat nu gevestigd is aan de Parade 10 (ingang via de Keizerstraat). Daar rust nu het Ginnekense verleden, dat door iedereen kan worden ingezien en bestudeerd.

De bekende weg:een aantal ingezetenen stuurt eerst een brief …

De speeltuin aan de Ploegstraat heeft als speelgelegenheid altijd erg positief bekend gestaan. Er zijn een groot aantal speeltuigen, shotveldjes, een prachtige rolschaatsbaan enz. enz. Er is ook vast toezicht aanwezig. Eerst door de veel te vroeg overleden Piet Nooijens en daarna door André Kreeft. Je denkt wel eens dat zo'n voorziening vanzelf tot stand is gekomen, als het ware uit de blauwe hemel is komen vallen. Dat is niet zo! Iedere keer als je in de archieven duikt om het ontstaan van een dergelijke voorziening uit te zoeken en te beschrijven, kom je herhaaldelijk dezelfde rode draad tegen. Een aantal ingezetenen stuurt een brief aan de plaatselijke overheid en bewoners laten met een handtekeningenlijst blijken het met het verzoek eens te zijn.

Zo is het ook gegaan bij het tot stand komen van de nu 50-jarige speeltuin aan de Ploegstraat. We verzoeken u om in gedachten mee terug te gaan naar het jaar 1953. Auto's werden hoe langer hoe meer onderdeel van het straatbeeld. Erger nog, ze namen daar bezit van. Kon tot dan toe de jeugd op en aan de openbare weg spelletjes spelen en kattenkwaad uithalen zonder gevaar voor lijf en leden, vanaf dat moment was het uitkijken geblazen. De jeugd uit en rond de Ginnekense Ploegstraat had daar niet veel last van. Ingesloten door de Franklin Rooseveltlaan, Burgemeester Buijsenstraat en Ploegstraat had zij er de beschikking over een veld, een braakliggend stuk terrein waar naar hartelust gespeeld kon worden. In ieder geval tot in het begin van 1953.

Men toonde zelfs een totaal gemis voor het noodzakelijke begrip…

In 1953 werd het terrein aan het georganiseerd jeugdwerk verhuurd, die er onmiddellijk een groot hek om liet zetten. Vanaf dat moment was het terrein niet vrijelijk meer te betreden. U kunt zich wellicht de gesprekken voorstellen, die in de directe omgeving losbrandden. De hele buurt was woedend. Op 17 juni 1953 pakte de heer F.W. Koningstein zijn pen op en schreef, ook namens andere bewoners, een boze brief aan de Bredase gemeenteraad: “Ondergetekenden, bewoners van de Burgemeester Buijsenstraat en omgeving, vragen beleefd om Uw aandacht voor het volgende. Sedert enige tijd is het terrein tussen de huizen aan de Franklin Rooseveltlaan, de Ploegstraat en de Burgemeester Buijsenstraat afgesloten. Daarmee is een openbaar speelterrein voor de jeugd verdwenen.”

De brief vervolgt: “Men was in onze buurt zeer gelukkig een veilig terrein te hebben voor de kinderen, zodat deze niet op de openbare weg hoefden te spelen. Zoals de situatie thans is, profiteren maximaal tien à twintig jongens van dit terrein en enige honderden jongens en meisjes kunnen toezien. Dit wordt in de buurt zeer betreurd. Enig overleg met de huurder van de grond (het Parochieel Groepscomité Jeugdbeweging van de Parochie van het Onbevlekt Hart van Maria) leverde absoluut geen resultaat op. Men toonde zelfs een totaal gemis voor het noodzakelijke begrip, dat er ontspanningsmogelijkheid moet kunnen zijn voor de jeugd. Een ander terrein is in de verre omtrek niet te vinden, zodat men voor een waarschijnlijk ernstig probleem is geplaatst.” De brief van de heer Koningstein gaf dus een duidelijk beeld van het probleem en de stemming onder inwoners weer..

Bewoners horen helemaal niets en trekken opnieuw aan de bel…

De brief besluit: “Zou het mogelijk zijn, dat er een deel van genoemd terrein alsnog wordt opengesteld als OPENBARE speelgelegenheid. De ruimte is absoluut aanwezig. Gaarne hopen ondergetekenden, dat U deze middelen zult kunnen vinden, om deze onhoudbare toestand een redelijke oplossing te geven. Met de meeste hoogachting verblijven.” De brief was, behalve ondertekend door de heer F.W. Koningstein, ook voorzien van elf handtekeningen van bewoners. Ondanks dat het probleem intern bij het Bredase bestuur al aan de orde was (er was een onderzoek gestart naar al eerder gemelde klachten) vernamen de bewoners van het Bredase gemeentebestuur taal noch teken.

Op 15 september 1953 werd opnieuw aan de bel getrokken en er werd geantwoord dat de brief nog niet in de raad was behandeld. In een nieuwe brief klaagden de inwoners opnieuw hun nood. “Hoe het mogelijk is geweest de jeugd uit deze omgeving een dergelijk speelterrein te ontnemen, waar zij zich in hun vrije tijd met sport en spel konden uitleven, blijft voor de ouders dezer jeugd een raadsel. Te meer, daar het voorts als een onbillijkheid wordt aangevoeld, dat een dergelijke gelegenheid met een oppervlakte van ongeveer 15.000 m2 slechts mag dienen voor een tien- à vijftiental jongelui, welke er slechts enkele uren per week ontspanning komen zoeken'. Geconstateerd wordt verder: 'Psychologisch onjuist, daar dit reeds in de kinderharten wrevel heeft gewekt, om reden dat de genoegens der massa hier moeten wijken voor die der bevoorrechten'.

Openbare Werken wijst op een mogelijkheid in het huurcontract…

Ondertussen is er op het betreffende terrein een groot houten clubhuis geplaatst. Voor de bevoorrechte groep, zoals dat in de brief genoemd werd, waren de verkenners en het Gilde uit de Fatimaparochie. Ongetwijfeld ook kinderen van hardwerkende vaders en moeders. Op twee fronten komt de speeltuinaffaire in een stroomversnelling. Binnen de gemeente Breda wijst de dienst Openbare Werken (toen nog gehuisvest in het pand Karnemelkstraat 13) burgemeester en wethouders op een bepaling in het huurcontract van het in opspraak zijnde terrein. Die bepaling houdt in dat de gemeente zich altijd het recht voorbehoudt het terrein terug te nemen om het te bestemmen als algemene kinderspeeltuin. Er was dus een duidelijke uitweg voor het conflict.

Het advies van de dienst van Openbare Werken was deze bepaling voor een deel van de grond van toepassing te verklaren, zoals de boze ouders per brief hebben geëist. Vanuit de Fatimaparochie gaan nu ook pastoor Asselbergs en kapelaan Theewes zich met de zaak bemoeien. Er vond op 16 oktober 1953 een gesprek plaats tussen beide geestelijken van de Fatimaparochie en de Bredase wethouder Stubenrouch. Mijnheer pastoor deelt de wethouder mee achter de actie van de bewoners te staan. Ook hij vindt dat op een gedeelte van de grond een openbare speelgelegenheid moet worden gerealiseerd. Die dient dan na schooltijd open te zijn en op woensdag- en zaterdagmiddag. Over de zondag werd niet gesproken, meldt het verslag van dat gesprek.

Gemeente moet dit keer voor de goede zaak flink in de buidel tasten…

De wijze van gebruik wordt door pastoor Asselbergs ook ineens maar uit de doeken gedaan. Er dient een shotveldje te komen en enkele speelwerktuigen. Ook is het nodig dat er doorlopend een goed toezicht aanwezig is. Pastoor Asselbergs denkt daarbij aan een onderwijzer. Ook voor de financiering heeft hij al een plan klaar. De gemeente dient voor deze goede zaak natuurlijk de nodige centen op tafel te leggen, terwijl de ouders van de kinderen een kleine vergoeding zouden kunnen betalen. Een nog in te stellen speeltuinbestuur zou alles kunnen regelen en daarop zou kapelaan Theewes zo'n beetje het oog kunnen houden. En wat doe je dan na een dergelijk indringend gesprek met een geestelijke, nog wel mijnheer pastoor, van een toen nog zeer Rooms-katholiek Breda?

Intern wordt nog wel de vraag gesteld of de speeltuin nu wel of niet op zondag open zal zijn. Om een lang verhaal kort te maken, het terrein werd opgedeeld. Eén deel voor de Verkenners en het Gilde en één deel voor de openbare speeltuin. De toen gemaakte indeling kunt u ook nu nog waarnemen. De gemeenteraad stelde een bedrag beschikbaar voor de inrichting van het terrein. En er kwam ook een rolschaatsbaan. Pastoor Asselbergs meldde het goede nieuws op 30 januari 1954 in 'De Stem van Fatima', het nieuwsblaadje van de Fatimaparochie. Het bericht staat bij een advertentie van firma De Ruyter uit de Prins Hendrikstraat 80 met de boodschap dat lange heren-onderbroeken maar ƒ 2,95 kosten. Mooie nylons zijn verkrijgbaar voor de prijs van maar ƒ 1,95 en in kleine lettertjes: ‘met kleine boord- of voetfoutjes’.

Toen kwamen alle voorzieningen direct onder de gemeente…

Op maandag 3 juli 1954, nu vijftig jaar geleden, werd de speeltuin aan de Ploegstraat feestelijk in gebruik genomen. Er werden nadien grote diverse Vlaamse kermissen gehouden om het speelmateriaal verder uit te breiden. Zeer velen hebben zich in die bijna vijftig jaar voor de speeltuin ingezet. Namen noemen lijkt hier niet op zijn plaats, want je vergeet ongetwijfeld een paar harde werkers. En, uiteindelijk is toch het ontstaan, de groei en de bloei van de speeltuin de verdienste van de totale bevolking in en om de Ploegstraat (het Ginneken). Alles bij elkaar wil dat niet zeggen, dat de speeltuin aan de Ploegstraat nooit in de problemen is gekomen en dat haar voortbestaan nooit is bedreigd. Het was in de jaren zeventig dat alle openbare voorzieningen in Breda onder direct gemeentelijk bestuur werden geplaatst.

De tijd dat 'patronaatachtige organisaties' bepaalden hoe de openbare voorzieningen moesten functioneren, werd als ouderwets en in ‘deze moderne tijd’ niet meer haalbaar verklaard. Door zo te handelen werd op een sluipende wijze ook ieder initiatief door de burgerij de kop ingedrukt. Initiatieven die voor de speeltuin inhielden, dat veel werk pro deo door de eigen bevolking werd verricht en dat bedrijven zich daar vaak spontaan bij aansloten. Het begrip ‘de overheid betaalt’ werd gemeengoed. Maar als het de overheid niet meer voor de wind gaat, dan pakt men gewoon het rode potlood en worden er strepen getrokken. 'Dan worden er prioriteiten gesteld', zoals dat in stadhuistaal heet. In 1984 deelde de gemeente mee dat de speeltuin aan de Ploegstraat om bezuinigingsredenen gesloten zou worden.

Het veertig jarig bestaan werd uiteraard zeer uitbundig gevierd…

Opnieuw stond Ginneken terecht op haar achterste benen. Met een aantal omwonenden, direct betrokkenen, sprong toen de Dorpsraad Ginneken in de ring. Als het openhouden van een speelvoorziening zelfs te veel was voor de gemeente, dan moest men de speeltuin maar teruggeven aan de bevolking. 'Dan doen we het zelf wel', werd in het felst van het overleg betoogd. De gemeente trok bij. Er waren nog wat strubbelingen over het vaste toezicht. De met de speeltuin vergroeide Piet Nooijens zou worden teruggetrokken, maar ook dat kon worden opgelost. Alles bij elkaar tonen de problemen wel aan dat de bewoners op hun hoede moeten zijn. Dat een 'zorgzame overheid' best ook met enig gezond wantrouwen mag worden bekeken.

De speeltuincommissie bestaande uit de heren: Ad Graauwmans, Peter de Jong, Hans van Loon, Toon van Overveld, Cees van de Ende en Kees Maas organiseerden in 1994 het veertigjarig jubileum. De commissie werd nog versterkt met de heren Bram Lips en Frans van der Velden van comité Gaffelstraat. Op zondag 18 september 1994 vond vanaf tien uur een groot feest in de speeltuin plaats. Diverse gewilde, leuke en feestelijke activiteiten waren georganiseerd: ponyrijden, kraampjes met oud-Hollandse spelletjes, rolschaatswedstrijden enz. Er waren traktaties als limonade en poffertjes. Scouting 'Blauwe Kei', de vroegere verkenners met een eigen clubhuis op het terrein, heeft toen van harte haar medewerking verleend bij het 40-jarig bestaan van de Ginnekense speeltuin in de Ploegstraat - Wim Siegmund.

2. De inmiddels overleden Ad Graauwmans (l) en Piet Nooijens hebben zich vele jaren ingezet om de speeltuin ‘draaiende’ te behouden. Ad Graauwmans was in die jaren ook voorzitter van de Dorpsraad Ginneken.