Burgemeester Th. E. Serraris had in Ginneken de supervisie over de burgerwacht strak in handen.



1. Het bestuur (1932) van de Ginnekense Burgerwacht op de fiets op weg naar de eigen schietbaan op de Bavelse Hei voor een van haar schietoefeningen.
Na het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 heerste er in een aantal Europese landen een chaotische toestand. Nederland was dan wel buiten de oorlog gebleven, maar ook hier braken onlusten uit. Het waren kommervolle tijden. Als reactie op de onlusten werden er in 1918/1919 in diverse gemeenten zo genoemde vrijwillige burgerwachten opgericht: vrijwilligers, bewapende burgers die de gemeenschap moesten beveiligen tegen gewelddadige aanslagen.

De burgerwacht moest ook het wettige gezag ter zijde staan, als daar om gevraagd werd. Men diende dan mee de openbare orde te helpen handhaven en personen en goederen te beschermen. Ook in Breda en in de omliggende gemeenten werden dergelijke korpsen opgericht. Het waren in principe zelfstandige verenigingen met een eigen bestuur, waarin de burgemeester een belangrijke rol speelde. Het Rijk vergoedde de presentiegelden en stelde wapens en munitie ter beschikking. Ook het gemeentebestuur kon subsidie verlenen ter dekking van de kosten.

Voor de Ginnekense Burgerwacht was in het dorp veel belangstelling…

Het bestuur van de Ginnekense burgerwacht, benoemd door Burgemeester en Wethouders van Ginneken en Bavel, bestond uit de heren J.H.Verleg (voorzitter) en D.H. Wicherlink (secretaris). Op een buitengewone algemene ledenvergadering op 14 april 1919 werd besloten het bestuur uit te breiden met de architect Jacques Vermeulen, L.R.J. de Bruijn en architect N.P.Steinweg. De belangstelling van de burgerij voor deze bewapende ordedienst was zeer groot. Burgemeester Th.E.Serraris had eind januari per advertentie ‘alle weldenkende en ordelievende mannen in deze gemeente’ opgeroepen om de vergadering op 1 februari bij te wonen en zich als lid aan te melden. Er waren toen al 55 aanmeldingen binnen. Volgens een brief van het bestuur aan B en W waren er in april al 114 leden ingeschreven.

Door een toeloop van onder meer 26 mannen uit Bavel en een aantal uit Heusdenhout (behorende tot de gemeente Ginneken en Bavel) zou het ledenaantal binnen korte tijd tot 150 oplopen, aldus het bestuur. Streefgetal was ongeveer 200 deelnemers. Reeds enkele maanden later werden deze prognoses ruimschoots overtroffen. Op 3 juli bedroeg het aantal leden al 209: 134 uit Ginneken-dorp en 75 uit het buitengebied. Op 1 april 1920 bereikte het zelfs een top van 240 leden. Op 25 mei 1919 werd de eerste voorzitter J.H. Verlegh op eigen verzoek vervangen door de oud-directeur van de Ginnekensche Tramwegmaatschappij, de heer L.E.F. Bolomeij. Hij was tevens de commandant, dat wil zeggen dat hij de leiding had over de schietoefeningen en eventuele operaties in de gemeente Ginneken en Bavel van gewapende leden van de burgerwacht.

Het vaandel droeg de wervende zinspreuk: ‘Voor God en Vaderland’…

De Ginnekense Burgerwacht maakte voor haar bijeenkomsten gebruik van de gemeentelijke school aan de huidige Dillenburgstraat hoek Viandenlaan. De wapens werden opgeslagen in een kamer van het water- en elektriciteitsbedrijf aan de Ulvenhoutselaan. De Burgerwacht kreeg ook een eigen vaandel, uitgevoerd in de Ginnekense kleuren groen en wit met in het midden het wapen van de gemeente met de zinspreuk: ”Voor God en Vaderland”. Het werd op 27 september door mevrouw Serraris aangeboden. ”Waar de mannen der burgerwacht zich gereed houden tot bescherming der vrouw, deze ten plicht heeft daarvoor dankbaar te zijn”, aldus de burgemeestersvrouw. Ze gaf daarmee een typisch beeld van de opvattingen van die tijd. Na een optocht door het Ginneken met harmonie Concordia voorop, werd het vaandel op het gemeentehuis door de burgemeester in ontvangst genomen.

Hoe was de enorme belangstelling voor de Ginnekense Burgerwacht te verklaren? Direct na de Eerste Wereldoorlog zal de grote toeloop zeker zijn veroorzaakt door een zekere ongerustheid over de veiligheid van de burgers. Dit tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in verschillende landen in Europa. Het Ginneken had maar een klein politiekorps, qua omvang zeker niet voldoende om tijdens relletjes voor de handhaving van de openbare orde te kunnen instaan. Toen na enkele jaren bleek dat de binnenlandse veiligheid minder gevaar liep, nam de belangstelling voor de Burgerwacht sterk af. In 1926 was er nog een harde kern van 114 leden, waarvan er 103 bewapend waren . Maar op 1 januari 1931 waren er dat nog maar 70.

Nogal wat leden kwamen van de diverse schutterijen in de gemeente…

De Burgerwacht kreeg steeds meer het karakter van een gezellige schietvereniging, gesubsidieerd door het Rijk en de gemeente. Er werden regelmatig schietwedstrijden georganiseerd tussen de verschillende burgerwachten van de Baronie van Breda, verenigd in de Federatie Vrijwillige Burgerwachten ”De Baronie”. Ook van deze federatie was burgemeester Serraris voorzitter. Dat er in de gemeente Ginneken en Bavel een groot aantal mensen belangstelling had voor een gewapende burgerwacht is wellicht ook te verklaren uit de rijke tradities van de plaatselijke schutterijen. Binnen de gemeente Ginneken en Bavel opereerden naast de boogschutterijen ook enkele met het geweer schietende verenigingen.

In Bavel waren dat ‘Sint-Hubertus’ in café Bruininks, ‘Wilhelmina’ in café ‘De Brouwers’ en in Ulvenhout ‘Oefening kweekt Kunst’ in café ’t Hoekske’. In Ginneken-dorp werd op twee plaatsen met het flobertgeweer geschoten: door de ‘Schietvereeniging Oranje’ in Restaurant ‘Dennenoord’ (tegenover de entree van het Mastbos aan de Duivelsberuglaan) en in café ‘De Gouden Leeuw’ (Ginnekenweg 324) door een niet nader bij naam genoemde vereniging. Uit een van de boeken van Annex-50 met de titel ‘De gouden eeuwen van Ginneken’ weten we nu dat ook de Handboogschutterij Willem III (later overgegaan in de ook nu nog bestaande Handboogschutterij ‘Prins Hendrik’) thuis was in café de ‘Gouden Leeuw. Het staat wel vast dat deze verenigingen behoorlijk wat schutters aan de Ginnekense Burgerwacht hebben geleverd.

Fascistische, revolutionaire en linkse groeperingen waren uitgesloten…

De Burgerwacht in het Ginneken beschikte over 102 geweren en 1 revolver. In het magazijn aan de Ulvenhoutselaan werd ook de munitie bewaard: bijna 6000 scherpe en 4000 oefenpatronen. Een en ander mocht uiteraard niet in handen van onbetrouwbare personen komen. De Inspectie van de Burgerwachten deelde in een brief mee: ‘Fascistische, revolutionaire en linkse groeperingen worden uitgesloten van deelname’. Leden van de burgerwachten moesten een verklaring ondertekenen geen lid te zijn van tien met name genoemde organisaties, waaronder de NSB en NSDAP. Het gemeentebestuur van Ginneken en Bavel verklaarde voor ieder der leden te kunnen instaan en vond het niet nodig dat er persoonlijke verklaringen werden afgelegd. Twee leden werden door het gemeentebestuur voorgedragen voor aanstelling tot onbezoldigd gemeenteveldwachter.

De eerste jaren na de oprichting van de Ginnekense Burgerwacht werden de oefeningen gehouden op de schietbanen van het Ministerie van Oorlog aan de Galderseweg. Ondanks het grote aantal aanmeldingen in 1919 beschikte de burgerwacht in het begin slechts over een beperkt aantal wapens. Ondanks dat werden er reeds in 1919 schietwedstrijden georganiseerd tussen de burgerwachten van de gemeenten binnen de Baronie van Breda. Een belangrijke verbetering was de aanleg van een eigen schietbaan voor de Ginnekense Burgerwacht op de Bavelse Heide, waarvoor op 6 juli 1923 een hinderwetvergunning door de gemeente werd afgegeven. De schietbaan moest wel voldoen aan een aantal stringente voorwaarden.

Al snel een eigen veilige schietbaan op de Roosbergse heide bij Bavel…

Het terrein moest rondom worden afgezet met puntdraad, terwijl op de hoeken een rode vlag of waarschuwingsbord moest worden geplaatst. Op alle paden en wegen binnen een afstand van 1000 meter achter of opzij van de schietbaan moesten waarschuwingsborden worden geplaatst met daarop duidelijk aangegeven de dagen en tijden waarop geschoten werd. De kogelvanger moest ten minste zes meter hoog en twaalf meter breed zijn. De schietafstand was maximaal 300 meter. Wat betreft de inrichting van de baan werd voorgeschreven, dat er dubbele houten schotten gevuld met grond moesten worden geplaatst om te voorkomen dat er toch kogels zouden afdwalen.

Op de splinternieuwe baan werden reeds op zondag 31 juli 1923 de jaarlijkse schietwedstrijden van de Federatie Vrijwillige Burgerwachten ”De Baronie” gehouden. Dat gebeurde onder het voorzitterschap van de Ginnekense burgemeester Serraris. De Federatie werd gevormd door de burgerwachten van: Ginneken, Chaam, Gilze, Rijen en Terheijden. Het Dagblad van Noord-Brabant liet zich lovend uit over de baan bij Bavel, die zo uitstekend was ingericht en prachtig gelegen temidden van het natuurschoon van de Roosbergse heide. Amper één week later vond er op deze schietbaan opnieuw een groot toernooi plaats. De Ginnekensche Burgerwacht organiseerde er toen een nationale schietwedstrijd voor burgerwachten en scherpschuttersverenigingen.

School in het Ginneken wordt schietbaan en plaats voor bijeenkomsten…

In 1925 wilde de Vereniging van Vrijwillige Burgerwachten in het gewest Noord-Brabant de jaarlijkse wedstrijden in Bavel organiseren. Het bestuur van de Ginnekense Burgerwacht verzocht bij monde van de toenmalige voorzitter A.J. Heerma van Voss en secretaris W. Nobelen aan het gemeentebestuur een subsidie te verlenen voor dit evenement op ‘de mooiste schietbaan van Nederland’. Maar de gemeenteraad verwierp het voorstel van Burgemeester en Wethouders. In 1926 verzocht het bestuur van de Burgerwacht aan B en W om het oude schoolgebouw van de gemeentelijke school aan de Dillenburgstraat te mogen gebruiken voor het houden van schietoefeningen en het geven van theorielessen. Met dit voorstel ging het gemeentebestuur wel akkoord.

Alle regionale burgerwachten konden op een grote belangstelling rekenen van de burgemeester van Ginneken en Bavel, Jhr. mr. Th.E. Serraris. Niet alleen was hij na Heerma van Voss voorzitter van de Ginnekensche Burgerwacht, hij was ook de oprichter en voorzitter van de Federatie van Burgerwachten van de ‘Baronie van Breda’ en sedert 1936 ook voorzitter van de ‘Samenwerkende Vrijwillige Burgerwachten in het gewest Noord-Brabant. In het Ginneken was men er van op de hoogte dat de openbare orde en veiligheid burgemeester Serraris zeer ter harte ging. Zo is het een keer voorgekomen dat hij, na veelvuldige klachten over het veel te laat open blijven van de cafés in het Ginneken, op een avond zelf de cafés is gaan sluiten.

Een oproep van Serraris had altijd het gewenste effect in Ginneken…

Nauwelijks een half jaar voor de Duitse inval op 10 mei 1940 werden de burgerwachten aanzienlijk gereorganiseerd en uitgebreid. Naast een gewapende afdeling werd ook een economische afdeling opgericht. Aanvankelijk voelde men in Ginneken niet zoveel voor deze reorganisatie, maar op 22 september 1939 ging het bestuur toch overstag. Op een vergadering van de Ginnekense Burgerwacht, gehouden op 2 december 1939, waren ook een aantal organisaties uitgenodigd, die eveneens een taak hadden bij de bescherming van de burgerbevolking tijdens de oorlog. Naast de Burgerwacht waren dat: het Wit-Gele Kruis, het Roode Kruis, de Vereeniging Vrouwelijke Vrijwillige Hulp en de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming, afdeling Ginneken.

De vergadering vond plaats in ”Hotel Brabant” (het latere café ‘Oncle Jean’ aan de Ginnekenweg) en was uitgeschreven door de burgemeester hoogst persoonlijk. Net als in 1919 deed hij dat met een bewogen oproep tot de burgers om zich op te geven voor de Burgerwacht. Hij schreef onder andere: ”Ginnekenaren, gij wordt opgeroepen in uw eigen dringend belang! Zoals overal elders zal onze Vrijwillige Burgerwacht moeten herleven zoo krachtig mogelijk, in uw eigen belang, in dat der gemeente, in ’s lands belang”. Een dergelijke persoonlijke oproep van Serraris had zonder mankeren het gewenste effect in het Ginneken. Evenals bij de oprichtingsvergadering van de Burgerwacht was er ook nu weer sprake van een grote opkomst.

Burgemeester Serraris en een veldwachter bleven in het Ginneken achter…

De Ginnekense gewapende Burgerwacht uit 1919 werd met een groot aantal leden uitgebreid. Daarnaast werd ook er ook een niet-gewapende wacht opgericht. Ze vielen beide onder één commandant en hetzelfde bestuur. Behalve de handhaving van de orde zouden ook diensten moeten worden verleend om te vermijden dat het economische en het industriële leven zou worden ontwricht. Met name werd hierbij gedacht aan de voedselvoorziening, de licht- en de watervoorziening en het transport. Staande de vergadering in Hotel Brabant meldden zich een groot aantal leden aan. De reorganisatie werd opgedragen aan de nieuwe commandant L.A.F.van Thoor. De heer G. van Steen was op eigen verzoek op 9 december 1939 als commandant ontslag verleend.

Op 10 mei 1940 werd Nederland op een lafhartige wijze door het Duitse leger overvallen. Dit leidde ook in ons gebied tot chaotische toestanden, resulterend op 12 mei 1940 in de evacuatie van Breda en Ginneken. Hoewel de Burgerwacht een week voor de inval een beperkt aantal wapens had teruggekregen, werden er zover bekend vóór en tijdens de evacuatie geen bewakingsdiensten uitgevoerd. Mogelijk dat leden van de Burgerwacht en politieagenten in burger de vluchtende burgers hebben begeleid. Ginnekenaren die indertijd de evacuatie bewust meemaakten, hebben later verteld dat burgemeester Serraris en een veldwachter in Ginneken zijn achter gebleven. Ook hebben gewapende burgerwachten samen met de teruggekeerde politiemannen tussen 20 mei en 30 juni 1940 in het dorp gepatrouilleerd.

Op last van de bezetter werd de Ginnekense Burgerwacht opgeheven…

Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam van het ministerie van Binnenlandse Zaken het bericht, dat op last van de Duitse autoriteit de burgerwachten moesten worden opgeheven. Alle wapens moesten eind mei worden afgegeven bij de Ordnungspolizei in Den Bosch. Door de Ginnekense burgerwacht werden ingeleverd:14 geweren met bajonet, 360 scherpe patronen, 2 revolvers met 44 patronen en 1 buks. Op de laatste algemene ledenvergadering van de Ginnekense Burgerwacht op 23 augustus 1940 werd de vereniging officieel opgeheven. De eigendommen werden overgedragen aan de gemeente. Die bestonden uit: twee loodsen op de schietbaan, de schietkuil, de prijzen en het vaandel. Op 10 juli 1941 werden de bezittingen door de gemeente overgedragen aan de inspecteur-generaal der politie in Den Haag. Er braken kommervolle tijden aan.

De foto's werden ons ter beschikking gesteld door het Stadsarchief Breda.
2. Het dagelijks bestuur (1931) van de Ginnekense Burgerwacht. v.l.n.r. Heerma van Voss, G. van Steen en C.A. Segeren. Een sigaar hoorde in die tijd bij de ‘persoonlijke uitdossing’.
3. Een groepsfoto van de Ginnekense Burgerwacht (1932). Zittend in het midden (lichte jas), burgemeester Th. Serraris. De burgemeester had veel op met de openbare orde.
4. In een kamer van de ‘Installatie der Ozon Waterleiding en Electrische verlichtingscentrale’ aan de Ulvenhoutselaan werden de wapens van de Burgerwacht opgeslagen.