Mijnheer Schelfhout, alle Ginnekense mannelijke ouderen van nu hebben zeker les van hem gehad.



1. In 1942 kwam meneer Schelfhout naar het Ginneken, waar hij als hoofd der school begon met het opzetten van de Laurentiusmulo. De eerste huisvesting was de eerste verdieping in het Patronaat (buurthuis Vianden) in de Viandenlaan.
Was het nou Kees Mol of Johan van Ginneken die pardoes door het pas nieuwe plafond trapte van de Laurentius-MULO in het Ginneken? Vrolijk werden we er wel van; vrolijker eigenlijk, want meneer van Dongen (Busio was zijn bijnaam) surveilleerde die middag in de studieles en dat was altijd erg plezierig. Bij meneer Havermans en zijn vriend mijnheer Schellens durfden we maar net adem te halen. Meneer Rooyakkers was streng maar we mochten hem wel.

Mijnheer Rooyakkers had een deel van zijn sympathie te danken aan het feit dat hij met juffrouw Remmers getrouwd was. Die had ons leren lezen en schrijven en van haar hebben wij de rest van ons leven allemaal gehouden. Rooyakkers noemden we de Pluk, tenminste als hij ver uit de buurt was. Piet van Dijk, de docent Duits, maakte grote indruk op ons. Mede door de parfum die hij gebruikte. Hij was een man van de wereld, al wisten we toen niet precies wat dat betekende.

'Siegmoend? Siegmoend? Je zegt toch zeker ook niet pepermoend'…

De gymnastiekleraar Siegmund was streng, maar een nieuwe Dick Bos was voldoende om vrij te mogen voetballen op het zandveldje naast het Patronaat. We zeiden weleens "Siegmoend" tegen hem alleen maar om hem steeds te laten herhalen: 'Siegmoend? Siegmoend? Je zegt toch ook niet pepermoend.' Een lerares hebben we op de Laurentiusmulo nooit gehad. In ieder geval niet een die een blijvende indruk op ons heeft gemaakt. Dat deed wel de baas van alles: meneer Schelfhout. Aanvankelijk was hij hoofd van zowel de lagere school als de mulo in het Ginneken; later alleen van de mulo. In 1998 zijn we hem in Wassenaar gaan opzoeken, het Ginneken van Den Haag. Dat je zo'n huis in zo'n omgeving in het onderwijs kunt verdienen! Er heerst een rust die je bij ons pas ergens ver achter de Kogelvanger aantreft.

Meneer Schelfhout is Zeeuws-Vlaming van geboorte en opgeleid op de Bisschoppelijke Kweekschool van Oudenbosch. Hij is ‘groot geworden’ in het Ginneken. Dit laatste is niet helemaal waar. Laten we zeggen dat hij in het Ginneken de basis heeft gelegd voor een glanzende carrière in het onderwijs. En als dat ook niet zo is, dan heeft hij hier in iedere geval met ontzettend veel plezier gewerkt, enorm veel voor de Ginnekense gemeenschap betekend en een blijvende zielsverwantschap met ons (nu de oudere Ginnekenaren) opgebouwd. In 1942 kwam hij naar de Laurentiusmulo in het Ginneken. Nog maar enkele jaren eerder was deze onderwijsrichting door de bemoeienis van burgemeester Serraris aan de lagere jongensschool toegevoegd. De instelling vond haar eerste onderdak op de eerste verdieping van het Patronaat, nu buurthuis Vianden.

In Ulvenhout werd hij nageroepen en geregeld met een katapult beschoten…

Meneer Schelfhout ging tijdelijk in pension bij vrouw Verdaasdonk, een rentenierende boerin in Ulvenhout. In dat dorp, in die tijd nog een vrij gesloten gemeenschap, waren de bewoners aanvankelijk niet zo gesteld op een vreemdeling uit een ander deel van het land. Hij werd er nageroepen en geregeld met een katapult beschoten. Langzaam maar zeker werd hij geaccepteerd. Na zijn huwelijk is meneer Schelfhout achteraan in de Valkenierslaan gaan wonen. Daar zag hij in oktober 1944 de eerste Poolse tanks vanuit Bavel aan komen rollen om Breda van de Moffen te bevrijden. Later is hij naar de Dillenburgstraat verhuisd, naar het pand naast de ingang van de school die een paar jaar later 'zijn' school werd. Want in 1946 volgde hij P.A. Eggermond op, die inspecteur werd van het lager onderwijs.

Zo werd meneer Schelfhout als ‘bovenmeester’ de baas over zo’n vijfhonderd jongens in leeftijd variërend van zes tot zeventien jaar. Onder zijn bewind is er op de Laurentiusschool een verdieping gekomen en is het gebouw tot aan de Van Gaverenlaan uitgebreid. Daarmee werd ook de speelplaats een stuk groter. Maar ook onderwijskundig en didactisch heeft meneer Schelfhout flink aan de weg getimmerd. In 1950 heeft hij de mulo-afdeling losgekoppeld van de lagere school en werd hij hoofd van de mulo. Hij realiseerde niet alleen ook een mulo-B opleiding, maar ook een handelsopleiding onder een team van puike, bevoegde docenten. Zijn meesterstuk was wel de oprichting van een studievorm die later gediend heeft als model voor het middelbaar beroepsonderwijs (meao) zoals dat nu nog bestaat.

Verder was hij ook voorzitter van tal van maatschappelijke organisaties…

De oprichting van de laatste instelling was een verzoek van de Kamer van Koophandel, die voorzag dat het in het snel industrialiserende West-Brabant zou gaan ontbreken aan een middenkader op economisch en administratief gebied. In samenwerking met vakdocenten schreef hij een onderwijsprogramma en de eindtermen. Hij bezocht daarvoor scholen in België, Duitsland en Frankrijk. Rond de helft van de jaren vijftig ging de opleiding van start met twintig leerlingen. Naast allerlei landelijke functies in het mulo-onderwijs was meneer Schelfhout ook president van de Vincentiusvereniging en voorzitter van het groepscomité Verkenners en het Sociaal Charitatief Centrum. Hij gaf les aan de avondschool en leidde onderwijzers op voor de akte MO-handel. Daarnaast schreef hij artikelen in het Muloblad en ontwierp leerboeken voor de handelsvakken.

Op verzoek van het ministerie werkte de Ginnekense ‘duizendpoot’ mee aan de opzet van een nieuw programma handel. En daarmee was het contact met Den Haag gelegd. In 1958 verliet de heer Schelfhout Breda en werd Rijksinspecteur van het lager onderwijs in Den Haag. Na korte tijd Rijksinspecteur voor het economisch onderwijs te zijn geweest, werd hij in 1968 Directeur op het Departement van Onderwijs. Tot de top van het departement drong hij door toen hij adviseur van de minister werd bij de hervorming van de inspecties. In Straatsburg en in Brussel is hij lid geweest van de Europese Raad voor Beroepsonderwijs. In 1983 is hij met pensioen gegaan. Meneer Schelfhout heeft in zijn Ginnekense periode in positieve zin enorm bijgedragen aan het functioneren van onze gemeenschap en kan daarom met recht een ‘opmerkelijke Ginnekenaar’ genoemd worden.

2. Zestien jaar stuurde meneer Schelfhout met veel succes in het Ginneken het onderwijs voor jongens. Naast hem een even verdienstelijk Ginnekenaar, kapelaan Slootmakers van het Patronaat.