Al vanaf 1921 draait op het Schoolakkerplein de kermis voor onbezorgd plezier voor jong en oud.



Vanaf woensdag 2 september schallen de kermisklanken weer over het Ginneken, in aantallen decibels maar net afhankelijk van waar u woont. Dicht bij het Schoolakkerplein wil het geluid wel eens draconische vormen aannemen, want met de hedendaagse kermis is het als met veel andere zaken van vertier, de geluidsknop moet op maximum. Op woensdag is ook de 40ste braderie van start gegaan. Redenen te over dus om ook hier eens terug te gaan in de Ginnekense geschiedenis.

Een simpel onderzoek leert dat de kermis en de jaarmarkt (braderie) vroeger onafscheidelijk waren. Uit de (goede) oude tijd zijn ze tot ons gekomen. Maar vergist u zich niet, aan een kermis en jaarmarkt vele jaren geleden valt voor de hedendaagse mens weinig of geen plezier te beleven. Mechanisch voortbewogen attracties bestonden nog niet. Laat staan die werden voortbewogen door stoom of elektriciteit. Tal van ruwe spelletjes vermaakten de mensen van weleer, dit vaak tot groot ongenoegen van de plaatselijke overheid.

Daar kwamen toen ook vaak dronkemans- en vechtpartijen aan te pas…

Wanneer we ons verplaatsen naar het Ginneken eind 17de eeuw, dan blijkt uit de gegevens in het Bredase archief dat het dorpsleven er in het algemeen eeuwenlang zo goed als op hetzelfde niveau bleef: werken, eten, drinken, slapen, kerkelijke verplichtingen vervullen en verder een gezellige omgang binnen de dorpse grenzen. Er waren de jaarlijkse vergaderingen, teerdagen en feesten ter gelegenheid van herdenkingen, sluiten van vrede of verdragen. Met volksfeesten waren de plaatselijke autoriteiten allesbehalve ingenomen, want dan ging het er vaak zeer ruw aan toe. Als 'het volk' aan het ‘ganzentrekken’ ging of het ‘hane- en katteknuppelen’, dan kwamen daar met de regelmaat van de klok dronkemans- en vechtpartijen aan te pas.

Dergelijke onlusten dwongen de toenmalige Ginnekense Schout en Schepenen vaak tot 'resoluties met strafbepalingen' aan de 'puie' te doen aanplakken. In hedendaagse taal: aan het raadhuis werd dan een tekst opgehangen dat ‘wie over de schreef ging, kon rekenen op zware straffen’. Maar ook toen gold dat kleine kinderen en dronken mensen zich moeilijk iets laten verbieden. De genoemde grofheden en excessen bleken tot in de 19de eeuw onuitroeibaar. Vooral voor het uitbreken van brand was men in die dagen zeer beducht. De huizen die toen in Ginneken waren opgetrokken, bestonden voor het grootste deel uit hout. Dat wilde wel branden en voor het blussen was men lang aangewezen op emmertjes en gedienstige handen.

Het luiden van de kerkklok bepaalde de sluitingstijd van de cafés…

Rond de Ginnekenmarkt stonden alleen maar houten huizen. Vooral tijdens feestelijkheden was men als de dood dat er brand zou uitbreken. Aan de roekeloosheid waarmee de Ginnekenaren met vuur omsprongen, moest dan ook, op straffe, paal en perk worden gesteld. In juli 1824 werd in het Ginneken de volgende proclamatie opgehangen: “Voorts in aanmerking nemende de ingeslopen misbruiken in deze gemeente om met een brandende pijp, zonder met een sluifje te zijn overdekt, in de straten en nabijheid van gebouwen en brandbare stoffen binnen de gemeente te verschijnen, zoo ook om sommige vreugdebedrijven en willekeurige omstandigheden met vuurtuigen te schieten”. De vroede vaderen droegen in dat jaar de Ginnekense Schout op hiertegen op te treden. Ook werd toen, ter voorkoming van verregaande ongeregeldheden en brandgevaar in de Ginnekense herbergen, het sluitingsuur van de cafés door het luiden van de klok van de Laurentiuskerk bepaald. Dat kon dus vroeg of laat in de avond zijn.

Je had dan wel te zorgen dat je buiten kwam, want: “...en worden met derselve, zonder genot van salaris, opgedragen en belast de veldwachter dezer gemeente....” Met andere woorden, de dienstdoende veldwachter beurde geen cent voor deze extra inspanningen. Het mag duidelijk zijn dat de man in dergelijke gevallen niet in een goed humeur was en er op uit was zijn gram toch ergens te halen. Tot ver in de 18de eeuw (ook in het Ginneken) bestonden de plaatselijke kermissen hoofdzakelijk uit: koorddansers, acrobaten, kwakzalvers, waarzeggers enz. Voor de kinderen was er de poppenkast. Ook leerzaam voor ouderen, want vaak kon men daar het actuele nieuws in verhaalvorm vernemen. Op de kermis stonden ook kraampjes met snuisterijen, snoep, drank en etenswaren. Later vormden wilde beesten en mismaakte mensen dé trekpleister voor menige kermis. “Komt dat zien, komt dat zien...”

In het centrum van Ginneken stonden de kermisattracties opgesteld…

We vertelden u al, dat de autoriteiten niet veel op hadden met frivole volksgebeurtenissen, waaronder de kermis. Daarom is het nu in de archieven natrekken van dergelijke onderwerpen hetzelfde als het zoeken naar een speld in een hooiberg. De benaming 'kermis' komt van 'kerkmis'. De 'kerkmis' vond meestal plaats op de feestdag van de patroonheilige van de parochie. Dat gebeurde vaak samen met een jaarmarkt. In het Ginneken is dat het feest van de Heilige Laurentius op 10 augustus. Tot 2007 werd deze traditie strikt in ere gehouden. De huidige organisatie van de Ginnekense braderie, Stichting Bruisend Ginneken, eiste van de gemeente dat de datum zou worden verplaatst naar de laatste week van de schoolvakantie. Zoals gebruikelijk ging de gemeente na twee jaar overstag en kreeg de stichting haar zin.

Tot 1920 stonden de kermisattracties van de Ginnekense kermis verspreid over verschillende locaties. Aan de Dillenburgstraat (Schoolstraat) bestond de Bloemstraat nog uit een stuk open terrein, dat jaarlijks door de kermis werd benut. Ook op de Ginnekenmarkt (Markt) en Duivelsbruglaan (Brugstraat) kon men de nodige attracties vinden. Het was regel dat de winkels tijdens de kermis open mochten zijn. Snoepwinkel de Katjang in de Raadhuisstraat en het Rooie Winkeltje op de hoek van de Ginnekenmarkt en Duivelsbruglaan deden dan goede zaken. Aan de situering van de Ginnekense kermis kwam een eind toen de Bloemstraat werd volgebouwd en in 1920 de Ginnekense paardentram door Breda werd overgenomen. De tramlijn van Breda over de Baronielaan werd toen via de Duivelsbruglaan doorgetrokken naar de Ginnekenmarkt. Daardoor was er voor de kermis geen plaats meer op de Ginnekenmarkt, men moest verhuizen.

Door de paardentram kwam de kermis op het Schoolakker terecht…

Uit de notulen van de vergadering van de Ginnekense gemeenteraad van 22 december 1921, gehouden in het Ginnekense raadhuis aan de Raadhuisstraat, kan worden afgeleid, dat toen is besloten de kermis naar het Schoolakker te verplaatsen. Raadslid Verlegh stelde de vraag of het de bedoeling was om het Schoolakker daarvoor in orde te maken. Die vraag werd door de voorzitter van de gemeenteraad, burgemeester Jhr. Th. Serraris, bevestigend beantwoord. Het gemeenteraadslid Loerakker dringt er in dezelfde vergadering op aan om in het vervolg zo weinig mogelijk kramen en tenten op of aan de openbare weg te plaatsen. De huidige locatie van de Ginnekense kermis, het Schoolakkerplein, is dus vanaf 1922 als zodanig in gebruik. Dat is dit jaar precies zesentachtig jaar geleden. Het Schoolakker was in die dagen nog niet bebouwd en geplaveid.

De Ginnekense kermis begon altijd op zondagmiddag 12.00 uur, na de laatste H. Mis in de Laurentiuskerk. Dat was in de jaren tachtig niet langer houdbaar, want de zaterdag is toch al sinds vele jaren een van de gewilde uitgaansavonden. Op verzoek van de gemeente Breda werd toen door de Dorpsraad Ginneken onderzocht of de omwonenden van het Schoolakkerplein er bezwaar tegen hadden dat de kermis op zaterdagmiddag zou beginnen. Die bezwaren waren er niet. Voor de kermisexploitanten steeg daardoor de aantrekkelijkheid van de kermis in het Ginneken aanzienlijk. Toen in 2005 de gemeente in ging op de eis van Stichting Bruisend Ginneken om het tijdstip van de kermis te verplaatsen naar de laatste week van de schoolvakantie, werd ook de tijdsduur van de kermis bekort. Die duurt nu ook van woensdag tot en met zondag, dus nog maar vijf dagen.