Willem Hurkx, welvarende Ginnekense kolenboer deed in de oorlog niet mee aan de zwarte handel.



1. Wijlen Willem Hurkx. Van het sjouwen van zakken met kolen bracht hij het tot een van de welvarendste kolenboeren in het Ginneken.
Zeg het nog maar eens, voor de grap: "Fransje (of hoe het jeugdige huisgenootje ook mag heten) het is volgende week jouw beurt om de kolenkit te vullen en de asla leeg te maken". Zeker weten dat de knaap je aankijkt of hij water ziet branden. Bij ons thuis was dat iedere week een vast ritueel. Serieus kan de aangesprokene ook niet op opdracht worden ingegaan. De oude kolenkachels zijn al lang in de hoogovens omgesmolten en voor meer hedendaagse zaken gebruikt .

De kolenkit, de koperen) is een gewild artikel bij de antiquair en de ijzeren in de curiosawinkel. De tijd dat de as(ch)la in de winter op de met ijs bedekte stoep werd geleegd om uitglijden te voorkomen, ligt al weer ver achter ons en is trouwens ook door gemeentelijke regels verboden. Niet langer scharen we ons rond de plattebuis of het vroeger populaire potkacheltje.

‘Een kolenkachel geeft een veel fijnere warmte dan welke andere kachel ook…’

Onze huizen worden al weer decennia lang verwarmd door middel van aardgas, dat via lange ondergrondse buizen onze woning bereikt, na opgezogen te zijn uit de onvervalste Groningse grond. De vroegere kolenboeren zijn er nog wel, in ruste. In 1984 had ik met de inmiddels overleden Ginnekense kolenboer Willem Hurkx een interview. We spraken over het oude Ginneken, de kolenboeren van toen en over de Tweede Wereldoorlog. "Een kolenkachel geeft een veel fijnere warmte dan welke andere kachel of centrale verwarming dan ook", betoogde Willem Hurkx vol vuur. Het kan zijn, maar het ‘zwarte brullende monster’ heeft afgedaan. Wat is gebleven is dat de knaken de schoorsteen uitvliegen, want ook voor het aardgas moet net als vroeger ‘penning zestien’ betaald worden.

Willem Hurkx werd op 30 mei 1916 geboren in het pand Rozenlaan 89 en had dus nog als geboorteplaats ‘Ginneken en Bavel’ in zijn paspoort staan. Als iets in het leven als voorbestemming kan worden aangemerkt, zou dat het tijdstip van zijn geboorte kunnen zijn. Op dezelfde dag dat Willem Hurkx de moederschoot had verwisseld voor een definitief aards bestaan, begon vader Marienus een kolenzaak, annex kruidenierswinkel. Ook in de Rozenlaan. Moeder Hurkx zorgde voor de verkoop van de grutterswaren, Vader Hurkx bezorgde op bestelling het ‘zwarte goud’ aan huis. Dat deed hij samen met zijn Ginnekense collega's kolenboeren Verschuren, Dijkstra en Overveld. Samen zorgden zij er voor dat de Ginnekense schoorstenen bleven roken. Per vijftig kilo of een halve hectoliter per zak zorgden zij er voor dat de Ginnekense kolenhokken vol bleven.

Vier jaar nadat hij de zaak overnam brak de Tweede Wereldoorlog uit…

De zaken gingen voor de wind bij de familie Hurkx. In 1936 werd de eerste knecht (dat woord mocht toen nog) in dienst genomen, Piet van Reijen. Veertig jaar zou hij op de loonlijst blijven staan. Hoorde je toen dat de tijd er niet naar was om een eigen nering te beginnen, toen Willem Hurkx (door het overlijden van zijn vader) in 1936 de zaak overnam, baadde de samenleving niet bepaald in weelde, het was crisistijd. Vier jaar na de overname brak de Tweede Wereldoorlog uit en zou ook ons land in diepe ellende storten. Maar wat wil je als je twintig jaar bent, een verre toekomst ligt nog voor je, hoop en vertrouwen zijn nog twee krachtige fundamenten onder het plannen maken. Paarden en wagen bleven op stal, de eerste vrachtauto werd aangeschaft en samen met Piet van Reijen werden de klanten zo goed mogelijk bediend. "Het was toen geen makkelijke tijd toen", aldus Willem Hurkx.

"Behalve dat de mensen ieder dubbeltje moesten omdraaien kreeg je in de oorlog ook nog de problemen met de kolenbonnen. Mondjesmaat kon er maar worden gestookt. Als het een strenge winter was, was werd er kou geleden. Dan waren de rantsoenen verre van toerijkend om de huizen redelijk warm te stoken. “Waar de nood het hoogst was, bij zieken en bejaarden, werd er wel eens een oogje dichtgeknepen wat de distributiebon betrof”, vertelde Willem. “Dan werd er een wel eens een extra schep kolen in het kolenhok gegooid". Met de ‘zwarte handel’ in de oorlog heeft Willem Hurkx zich nooit ingelaten. Ook niet toen een mevrouw aanbood haar bontjas te ruilen tegen een zakje kolen. “Dat kon ook niet", aldus Willem Hurkx, "ook onze voorraden waren afgepast. Daarvan bleef weinig over zonder dat je de kluit belazerde.

Twee keer achter elkaar werd zijn vrachtwagen in beslag genomen…

"Het was in die crisis- en oorlogstijd constant tobben", vertelt Willem Hurkx met een bezorgd gezicht. "Pure ellende waar je mee te maken kreeg”. De eerste vrachtwagen die de firma in 1936 had aangeschaft, werd al in 1939 door de overheid gevorderd om mee te functioneren in de landsverdediging. Begin veertig kon een tweedehands Fordje worden bemachtigd, maar dat werd in '42 weer in beslag genomen, nu door de Duitsers. De kolenbezorging werd verder tot het eind van de oorlog opnieuw verzorgd met een handkar of met een paard en wagen van Koos van Miert. Toen de oorlogsellende achter de rug was, kon eigenlijk pas goed met de zaak worden begonnen. Binnen afzienbare tijd zou de toen 29-jarige Willem Hurkx zich ontpoppen tot een zakenman waarmee de concurrentie rekening mee diende te houden.

Hoe onwaarschijnlijk het voor een buitenstaander klinkt, Willem Hurkx kon helemaal warm lopen voor het product dat hij verkocht, kolen. “Kolen is een schoon product! Goed, je wordt er zwart van, maar dat is dan ook alles. Mijn zwager die drukker is, moet iedere dag vele liters melk drinken om de schadelijke effecten van zijn vak weg te werken. Wij wassen ons na het werk en daarmee is het gedaan", aldus de kolenboer in ruste. Nu weten we dat het stoken van kolen voor het milieu en de samenleving op een ramp kunnen uitlopen. Maar dat was toen nog niet bekend, de ‘club van Rome’ moest nog opgericht worden. Toen de zaak na de oorlog goed begon te draaien, werd de firma Hurkx flink uitgebreid met drie medewerkers, eigen vervoer, transportbanden voor het laden en lossen, sorteer- en breekmachines enz.

Centrale verwarmingen (ook in flats) werden toen ook op kolen gestookt…

De ruimte in de Rozenlaan was te klein geworden. In de Fatimastraat werd een riant bedrijfsgebouw annex woning gekocht, compleet met douches om na de gedane arbeid het lijf te ontdoen van de opgedane sporen. De kolenhandel floreerde als nooit tevoren. De nieuwe woningen werden wat ruimer gebouwd, zodat er voor verwarming in de winter meer kolen nodig waren. Trouwens, centrale verwarmingen (ook in flats) werden toen ook op kolen gestookt en golden als grootverbruikers. Verder stond de toenemende koopkracht van volk en vaderland toe dat des winters een graadje of wat hoger werd gestookt en ook dat resulteerde in een groter kolenverbruik. “Half jaren vijftig kwam er de klad in”, aldus Willem Hurkx. De oliekachel deed op een stormachtige wijze haar intrede, gevolgd door half in de jaren zestig de gaskachel.

Door deze ontwikkelingen werd een directe aanslag gepleegd op des kolenboers boterham, in ieder geval op het dikke beleg dat er op zat. De prangende vraag was hoe deze ontwikkeling op te vangen. Het is vooral in deze periode geweest, hoe raar dat het ook mag klinken, dat de firma Hurkx voor de wind ging. Het leveren van stookolie werd als extra product in het verloopassortiment opgenomen. Een tank op het terrein van 25.000 liter en een tankauto voor het bedienen van de klanten zorgden ook hier voor een vlotte service en concurrerende prijzen. Maar ook de kolenhandel ging onverminderd voort. Met een 25-tonner werd nu de kolen direct uit Limburg of Duitsland gehaald. Verder werden in de loop van de tijd een achttal bedrijven van collega's opgekocht die het niet konden bolwerken en de pijp aan Maarten gaven.

‘Weet je wel dat er in Breda nog een paar honderd mensen op kolen stoken..?’

"Het zijn precies die jaren geweest", aldus Willem Hurkx in 1986, "dat ik de beste zaken heb gedaan". Gelijk met het in 1973 sluiten van de Limburgse kolenmijnen (iets wat Willem Hurkx Joop den Uijl nog kwalijk neemt) stopte de Ginnekense kolenboer met zijn activiteiten Zevenenvijftig jaar oud ging hij redelijk welgesteld met pensioen. "Weet je wel dat er in Breda nog een paar honderd mensen op kolen stoken?" deelt hij tijdens ons gesprek in 1984 mee. Hij zei het met een warmte in zijn stem die alleen een kolenboer in hart en nieren op kan brengen. "Kolen geven altijd nog de prettigste warmte die er is", mijmerde hij voort, maar zelf stookt hij op gas. Het gemak dient de mens, zo zit dat nu eenmaal. De kolenkachel, de kolenkit en de asla behoren tot het verleden. De grote problemen van het stoken van kolen, daar zijn we pas later achter gekomen. Maar dat kun je Willem Hurkx moeilijk kwalijk nemen.

2. Piet van Reijen (links) en Willem Hurkx poseren bij hun tweedehands Fordje dat was aangeschaft om paard en wagen te vervangen.
3. Een voor die tijd modern bedrijf werd na de oorlog geopend in de Fatimastraat, compleet met douches om zich te kunnen wassen.