Ginnekenaren die na de bevrijding in 1944 de V1 en V2 meemaakten horen ze nog steeds vliegen.



1. Vrijwel gelijk na de bevrijding van Zuid-Nederland doemde ook voor Ginneken een nieuw groot gevaar op. Dat waren de vliegende bommen of wel de V1 en de V
Op de 13e juni 1944, een week na de invasie bij Normandië, zaaiden de zo genoemde Duitse vergeldingswapens de V1 en de V2 dood en verderf. Ze werden vanaf de Franse en Belgische kust gelanceerd en nadat we waren bevrijd vanaf de Nederlandse kust (in de omgeving Wassenaar). Van daar werden zo’n 8000 van die ‘vliegende bommen’ gelanceerd. Van dat aantal bereikten 2400 ‘doodle bugs’ (doodle is Engels voor sukkel en bug is de Engelse naam voor kever) de stad Londen.

De andere vliegende bommen konden door luchtdoelgeschut, jagers en sperballonnen worden neergehaald. Dat gebeurde met mitrailleurs of raketten die door gealieerde jachtvliegtuigen werden afgeschoten De gevolgde methode was om met een vleugel van het vliegtuig dicht onder een vleugel van de vliegende bom te gaan vliegen. Door luchtweerstand kon een neerwaartse koersverandering worden bewerkstelligd. Het projectiel stortte dan vroegtijdig neer.

De afstand tussen de lancering en het te treffen doel werd afgesteld…

De V1 was ontworpen door een 23-jarige Duitse marinetechnicus en werd vrijwel geheel uit staalblik vervaardigd. Schaarse metalen als koper, nikkel, chroom en aluminium waren niet nodig. De productie was snel en goedkoop en beliep vanaf augustus 1944 wel enkele duizenden exemplaren per dag. De door een straalmotor voortbewogen V1, een zeer onnauwkeurig onbemand vliegtuig, had een reikwijdte van 240 kilometer en vloog met een snelheid van 600 kilometer per uur. De afstand tussen de lancering en het te treffen doel werd ingesteld en gekoppeld aan het brandstofverbruik. Als het aantal kilometers waren afgelegd werd de brandstoftoevoer afgesloten. Daardoor stopte de straalmotor en stortte de vliegende bom neer.

Zolang de straalmotor zijn opvallende tot dan toe nog nimmer gehoord geluid voortbracht, was er voor de waarnemer op de begane grond geen gevaar. De in die tijd (1943/1944) tengere en zeer bekende Duitse pilote Hanna Reitsch, van wie medisch bekend was dat zij bij een duikvlucht met een snelheid van 850 kilometer per uur noemenswaard geen lichamelijke problemen ondervond, was bij de proefnemingen van de V1 als ‘levende kogel’ ingezet. Ze testte het wapen, dat voor deze gelegenheid was voorzien van een landingsgestel en uiteraard geen explosieve lading aan boord had. Bij de laatste proef stortte het vliegtuig neer en raakte ze zwaargewond. Geruime tijd nadien was ze opnieuw inzetbaar en werd haar met veel vlagvertoon het ‘IJzeren Kruis Eerste Klasse’ opgespeld.

Ook in het Ginneken keek men toen met angst in het hart naar de lucht…

In het begin van 1944 waren Frankrijk, België en zuidelijk Nederland bevrijd. Daarbij was de haven van Antwerpen mede door een moedige en slimme inzet van de Belgische ondergrondse onbeschadigd in geallieerde handen gevallen. Nadat de oevers van de Schelde onder geallieerde controle waren gebracht, kon Antwerpen gaan functioneren als aanvoerhaven. Dat was aanleiding voor de Duitsers om tegen deze aanvoerhaven massaal de V1 in te zetten. De gecamoufleerde lanceerinstallaties lagen in nog bezet Nederland en aan de Duitse grens. Behalve het gebrekkig functioneren van het Duitse wanhoopswapen, was ook de instelling van schootsrichting en de afstand een primitieve zaak. Het gevolg daarvan was, dat veel van de vliegende bommen Antwerpen niet bereikten. Ook niet omdat de luchtafweer werd versterkt. In heel West-Brabant en de Kempen vielen duizenden vliegende bommen.

Ook Ginneken kreeg z’n portie. Alleen al in het gebied van de Tuchtschool, het sportpark, het schietterrein en omgeving vielen acht vliegende bommen. Wolfslaar en Nieuw IJpelaar (in die tijd vrijwel onbebouwd) hadden de twijfelachtige eer er kennis mee te maken. Geluk bij een ongeluk was, dat het merendeel van de vliegende bommen in het vrije veld viel om daar slechts enorme kraters te veroorzaken. Zouden ze in bewoonde gebieden zijn gevallen, dan zou de ellende niet te overzien zijn geweest. Helaas waren er toch doden te betreuren. Ook de inwoners van Ginneken hebben in de maanden na de bevrijding vaak met angst in het hart naar de lucht gekeken, zich afvragend ‘stopt de motor wel of niet’. Eind maart 1945, toen delen van Noord-Nederland werden bevrijd, kwam er een einde aan deze nachtmerrie.

Voordat de straalmotor van de bom stopte, begon hij eerst te sputteren…

Iedereen zag ze in die tijd vliegen, de vliegende bommen dan. Waar ze neerkwamen was van latere zorg. ‘Het was zaak direct dekking te zoeken als de straalmotor stopte’, vertelde jaren geleden Ginnekenaar Ton Meeuwissen uit de Raadhuisstraat. Hij wist het nog precies. Zijn toenmalige overbuur Pim Loomans, zoon van de vermaarde Ginnekense huisarts dokter Loomans, had ook zo zijn herinneringen aan de bom. Hoewel twaalf jaar jong indertijd, is er sprake van onuitwisbare herinneringen. Voordat de straalmotor van een V1 stopte, begon hij eerst te sputteren, gevolgd door een lange vlam achter de straalpijp. Een van de vliegende bommen die in de buurt van het sportterrein aan de Galderseweg neerkwam, landde middenin de daar toen aanwezige wielerbaan. De accommodatie waar Ginneken altijd zo trots op is geweest, was volledig verwoest.

Alle V1's die in de directe omgeving van het Ginneken vielen, hebben gelukkig geen slachtoffers gemaakt, vertelde Pim Loomans jaren geleden. Behalve dan de bom die op een eenzame boerderij in Heusdenhout terechtkwam. Na de bevrijding waren de Ginnekense scholen in gebruik genomen door de geallieerden. De jeugd was vanaf oktober ‘44 tot januari '45 vrij van school. Als er in de buurt een V1 was gevallen, dan was het daarna rond de krater een drukte van belang. Zo'n vliegende bom was voorzien van een girokompas, in die dagen een interessant verzamelobject. Daar werd naar gezocht. Maar het was meestal ijdele hoop het apparaatje terug te vinden. Daar waar duizend kilo springstof was ontploft, kon er niet veel overblijven.

Geluid van een ‘vliegende bom’ kan men zich nu nog voor de geest halen…

Wat men wel vond was een grote hoeveelheid ijzerdraad, goed voor het opbinden van frambozenstruiken. ‘Heel merkwaardig was het feit’, aldus Pim Loomans in 1994, ‘dat bij die kraters ook altijd de toenmalige kapelaan Knipscheer werd aangetroffen. 'Kapelaans, zo staat mij bij, waren in die dagen figuren die zich vrijwel overal mee bemoeiden. Dus ook met een bijna typisch Ginnekens verschijnsel als het neerkomen van een vliegende bom. In de laatste maanden van 1944 brachten de V1's veel angst en spanning in het Ginneken met zich mee en was vaak het gesprek van de dag. De vliegende bommen waren in die dagen een zodanig angstige zaak dat de huidige inwoners van Ginneken die ook toen in het Ginneken woonden, zeg vanaf een jaar of zes, zich het geluid van een ‘vliegende bom’ nog duidelijk voor de geest kunnen halen. - Ton van der Wildt †

2. 2. Je wist nooit waar een ‘vliegende bom’, terecht zou komen. Dat kon net als op de foto (een V2 die niet is ontploft) midden in een weiland zijn, maar ook op een huis in de bebouwde kom van het Ginneken.
3. Ook in de Saxen Weimarlaan hadden bewoners een schuilkelder gebouwd. Als de motor van een ‘vliegende bom’ plotseling stopte en men liep groot gevaar, kon je snel in de schuilkelder vluchten.