Jan Plomin, een van onze Poolse bevrijders werd onder een schuilnaam in het Ginneken begraven.



1. Elzbieta Plomin had één wens: het graf van haar gesneuvelde man in het Ginneken bezoeken. Comité Ginneken zorgde in 1974 er voor dat haar wens in vervulling ging.
De Pool Jan Plomin maakte in het begin van de Tweede Wereldoorlog deel uit van een Duitse militaire eenheid en was gelegerd ergens op Sicilië. Zoals zoveel van zijn landgenoten was hij gedwongen om in Duitse dienst te treden. De Duitsers zorgden er wel voor, dat die Polen en mannen van andere nationaliteiten onder controle bleven en geen kans kregen er tussenuit te knijpen. Jan Plomin lukte dat op een goed moment toch en hij trok er tussenuit, weg van de moffen.

Jan Plomin had al tijden alle mogelijkheden om te ontsnappen op een rijtje gezet en zijn ontsnappingskansen berekend. De geallieerden, Engelse en Amerikaanse eenheden, kwamen dicht in de buurt en het was 'nu of nooit'. Na de geslaagde desertie, maar eigenlijk is het woord ‘vlucht’ eerlijker, kwam Jan Plomin via de nodige omwegen bij de 1e Poolse pantserdivisie terecht en hij werd bij het 9e Jagersbataljon van de 3e Infanteriebrigade ingedeeld.

Met de Polen trok hij door Europa om het van de oorlog te bevrijden…

De indeling bij een Poolse eenheid , zeer tot tevredenheid van Jan Plomin, hield in dat hij om veiligheidsredenen onder een andere naam bij de administratie werd ingeschreven. De reden daarvoor was dat, zou hij eventueel later door de Duitsers gevangen genomen worden onder zijn eigen naam, hij direct als deserteur zou worden gefusilleerd. Tot het einde van de oorlog zou hij dan ook onder de naam Jan Bednarski te boek staan. Ook zijn kameraden en commandanten waren niet op de hoogte van zijn werkelijke naam. En zo trok hij als militair met de 1e Poolse pantserdivisie door Europa om het te bevrijden van de Duitsers. Via Normandië, Vlaanderen, Baarle-Nassau en Ginneken kwam hij terecht bij Moerdijk, waar de dood hem trof.

Een Duitse granaat afgevuurd vanaf de andere kant van het Hollands Diep, trof zijn stelling en met hem sneuvelden ook enkele kameraden. Zij werden ter plaatse in hun uniform begraven, zoals dat bij de Polen gebruikelijk was. Een herbegraving zou pas later plaatsvinden op het Ginnekense kerkhof aan de Vogelenzanglaan. Ook dat gebeurde onder zijn aangenomen naam Jan Bednarski, want niemand wist beter. Zo vond hij te Ginneken zijn laatste rustplaats met op de grafsteen de naam Jan Bednarski. Tussen de persoonlijke bezittingen van Jan bevond zich het adres van zijn vrouw Elzbieta in Polen. Hij was getrouwd en had twee kinderen.

Een pensioentje kreeg ze niet, haar man had 'twee mantels' gedragen…

Pas veel later, toen corresponderen met inwoners van Polen weer tot de mogelijkheden behoorde, stelde zijn pelotonscommandant (inmiddels een inwoner van Breda) Elzbieta op de hoogte van dat haar man was gesneuveld en in het Ginneken een laatste rustplaats had gevonden. Elzbieta beantwoordde de brief en had eigenlijk maar één wens, die zich niet moeilijk laat raden. Ze wilde het graf van haar man bezoeken, maar ze bezat geen cent. Een pensioentje kreeg ze niet, omdat haar man 'twee mantels' had gedragen, zoals de Poolse gezagsdragers dat officieel uitdrukten. Het treden in vreemde krijgsdienst is overal een onverkwikkelijke zaak. In dit verband is 'vreemde krijgsdienst' overigens een slechte uitleg.

De bedoelde pelotonscommandant liet de brief bezorgen bij Comité Ginneken. Het comité zou er wel raad mee weten, was de veronderstelling. De na de oorlog in ons land gebleven Pool Wladislaw Cuber, hij was in het Ginneken blijven wonen en er getrouwd, vertaalde de brief en weldra kreeg Elzbieta 'Benardski' in het verre Polen bericht, dat zij op kosten van het comité naar Ginneken kon komen. Tijdens haar verblijf aldaar zou zij onderdak vinden bij de al genoemde Wladislaw Cuber. Ze kwam naar hier en reisde langs bossen en door polders en ze stond met al haar verdriet op de plaats waar de granaat was ingeslagen en haar man was gedood. Bijgestaan en gesteund door hartelijke mensen stond ze dertig jaar geleden, in 1974 in het Ginneken bij het graf van haar man.

Op haar knieën begroef met haar handen een kruisje onder het graf…

Daar rust hij temidden van zijn kameraden. Op dat ogenblik kreeg hij ook zijn eigen naam weer terug, die voor iedereen duidelijk leesbaar op zijn grafsteen werd gezet. Elzbieta was met niets naar het Ginneken gekomen, maar gepakt en gezakt reisde ze weer naar huis. Naar het dorpje Reda in Polen, niet ver van Gdynia bij de Oostzeekust, waar ze vandaan kwam. Wij stonden ook aan het graf van Jan Plomin op het Ginnekense kerkhof. Het moet een aangrijpend moment geweest zijn, toen Elzbieta bij het graf knielde en een simpel plastic kruisje dat zij meegebracht had uit Polen, met haar handen bij de grafzerk van haar geliefde Jan begroef. Vanaf dat moment heeft de plaats waar Jan Plomin is begraven een extra stukje eigen betekenis gekregen.

Over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, toegespitst op wat het Ginneken in de vier jaar dat zij door de Duitsers bezet was heeft meegemaakt, is bij de viering van het vijftig jaar bevrijd zijn in 1994 een boek gemaakt. Ton van der Wildt, een van de medewerkers van het Ginnekens Nieuwsblad, schreef de geschiedenis. Wim Siegmund, eveneens van het Ginnekens Nieuwsblad en voorzitter van Annex-50, verzorgde de grafische kant van het boek. Via Annex-50 is het boek: “Vijftig jaren na de oorlog ’40 - ’45” uitgegeven in de serie ‘Ginnekense boeken van Annex-50’. Van het boek zijn nog enkele exemplaren te koop. Hoe?, dat leest u op onze webstite www.ginneken-dorp.nl.

2. Onder de schuilnaam Jan Bednarski werd Jan Plomin in 1944 in het Ginneken begraven. Toen dat aan het licht kwam, werd dit hersteld. Nu rust hij onder zijn ware naam tussen zijn kameraden.
3. Ieder jaar bij de herdenking van de gesneuvelde Polen die op het Ginnekense ereveld zijn begraven, leggen leerlingen van de K.B.S. Laurentius bloemen op de graven.