H.B.S. Prins Hendrik organiseerde in 1938 op het Schoolakker(plein) de interland Nederland-België.



1. Een groep schutters van de Handboogschutterij Prins Hendrik van lang geleden in de Gouden Leeuw aan de Ginnekenweg. De gemiddelde leeftijd lag toen duidelijk een stuk hoger dan nu het geval is.
Had de Koninklijk Erkende Handboogschutterij Prins Hendrik Ginneken (zo heet de oudste Ginnekense vereniging officieel) in 1924 het initiatief genomen tot het houden van een jaarlijkse interland tussen Nederland en België, in het jaar 1933 werd zij daarvoor geëerd doordat Ginneken als wedstrijdplaats werd aangewezen. Besloten werd om de wedstrijd te houden op de Schoolakker. De naam Schoolakkerplein werd pas in 1938 ingevoerd, vier jaar voor de annexatie van het Ginneken.

Tot het jaar 1938 was de Schoolakker niet veel meer dan een zanderige vlakte, begrensd door de Schoolstraat (nu Dillenburgstraat), de Kerkhofweg, de Bavelselaan en de Postlaan. De naam de ‘Schoolakker’ is afgeleid van de akker die achter de (openbare) Ginnekense lagere school lag. De school was eerst gevestigd aan de Raadhuisstraat (waar de Viandenlaan begint) en is toen de Viandenlaan werd aangelegd verplaatst naar de hoek Dillenburgstraat/Viandenlaan.

Burgemeester Serraris kwam tijdens de opbouw ook regelmatig kijken…

De Schoolakker was indertijd niets anders dan een ongelijke zanderige vlakte, die bij de eerste de beste regenbui in een modderpoel veranderde. Het was alleen daarom al een grote klus om de wedstrijd te kunnen organiseren. Maar de schutterij kreeg daarvoor de volle medewerking van het bestuur van de gemeente Ginneken en Bavel en vooral van burgemeester Jhr. Mr. Th. E. Serraris. Waar de schutters hun schoten zouden lossen, diende een houten vloer te worden gelegd. Die moest niet alleen waterpas gelegd worden, maar mocht ook niet veren. Dezelfde opstelling zou moeten worden gemaakt op de plaats waar de doelen zouden worden opgesteld. Tussen deze twee plaatsen moesten houten verbindingspaden worden aangelegd van ongeveer vijfentwintig meter lang. “Alles is te maken”, zeiden het bestuur en de leden van Prins Hendrik.

Bestuur en de leden zetten er samen de schouders onder om van de interlandwedstrijd iets groots te maken. Ook burgemeester Serraris was zeer geïnteresseerd en kwam tijdens het bouwen van de schietbaan regelmatig polshoogte nemen. Ook woonde hij de wedstrijden bij en liet zich inlichten voor wat betreft de handboogsport. Na afloop van de interland nam Serraris met een korte toespraak afscheid van de Belgische en de andere gasten en prees hij Prins Hendrik uitbundig met de zeer geslaagde organisatie. Ook de Nederlandse en de Belgische bond staken hun bewondering voor de Ginnekense schutterij niet onder stoelen of banken. Minder tevreden was de kastelein van de 'Gouden Leeuw' in de Dillenburgstraat. Prins Hendrik was daar thuis en had er een eigen schietbaan. Eén week na de interland kreeg de schutterij grote ruzie met de kastelein.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren pijl en boog verboden bezit…

Het bestuur van de schutterij probeerde met een gesprek de ruzie te sussen, maar de kastelein bleef halsstarrig. Hij was woedend, zo bleek later, omdat zijn café niet bij de interland was betrokken. De ruzie liep zo hoog op dat besloten werd de doelen in de Gouden Leeuw op te breken. Bijna vijfentwintig jaar had Prins Hendrik in de Gouden Leeuw aan de Ginnekenweg en later in de Dillenburgstraat een grote bloeitijd meegemaakt met in alle twee de onderkomens de sympathieke Jac van Alphen als kastelein. De schutterij kreeg een tijdelijk onderdak in het Patronaat (zaal Vianden) en zou er kort daarna een eigen onderkomen bouwen, het ‘Schuttershof’. Het plan dat de gemeente Ginneken en Bavel had om in 1938 het (toen) Schoolakkerplein te bebouwen ging niet door. De Tweede Wereldoorlog brak uit en zou de Ginnekense schutterij vijf jaar lam leggen.

Ook Prins Hendrik moest zich van de Duitse bezetter aansluiten bij de 'Cultuurkamer' en dat vertikte men. Het materiaal van iedere schutter, de boog en de pijlen, werd als verboden wapentuig aangemerkt dat bij de Duitsers moest worden ingeleverd. Dat vertikte men en de schutterij dook onder. Het wachten was ook voor Prins Hendrik op betere tijden. Toen de oorlog in 1945 voorbij was, begon men ook in het Ginneken met de wederopbouw. Daaronder behoorde ook het rijke Ginnekense verenigingsleven, dat binnen korte tijd weer volledig opbloeide. Gymnastiekvereniging Christophorus gaf in 1946 al weer een uitvoering in de KJM-zaal (naast de Laurentiuskerk). De leden van de Handboogschutterij Prins Hendrik namen weer de handbogen ter hand en probeerden hun pijlen in de roos te schieten.

2. Om aspirant/jeugdschutter van de Ginnekense schutterij te worden was het aan te bevelen eerst een tijdje dienst te doen als ‘pijlenraper’. Je moest dan de pijlen gaan ophalen die het doel gemist hadden.
3. Na even in het Patronaat thuis te zijn geweest, bouwde de schutterij het ‘Schuttershof’ dat op 25 augustus 1976 door erevoorzitter Willem de Ruijter officieel in gebruik werd genomen.
4. In 1986 brandde het ‘Schuttershof’ tot de grond af. Gelukkig had men een kostendekkende brandverzekering afgesloten. Er werd een aannemer gebeld die de zaak weer opbouwde.
5. Prins Hendrik in het Ginneken is niet alleen de oudste vereniging, maar heeft ook als enige een eigen accommodatie. In het Schuttershof wordt geoefend, wedstrijden gehouden en feest gevierd.