Firma Verlegh startte bijna een eeuw geleden met een transportbedrijf en eigen loswal aan de Mark.



Het familiebedrijf in bouwmaterialen Verlegh was meer dan een eeuw in het Ginneken gevestigd aan de Ginnekenweg 284. Hebt u ooit geweten dat Verlegh in het verre verleden een eigen loswal had aan de Mark om zand en gips per schip te laten aanvoeren? Weet u waarom Verlegh veel huizen in de Regentesselaan heeft gebouwd? Het is allemaal rond 1890 begonnen met oprichter Jan Verlegh, die op de locatie aan de Ginnekenweg een houtzagerij begon.

Naast de houtzagerij richtte Jan Verlegh ook een expeditiebedrijf op. Makkelijk, want dan kon hij ook zijn eigen spullen wegbrengen. Vervoer van goederen gebeurde in die tijd nog per wagen met paardentractie. Het terrein achter het pand aan de Ginnekenweg liep indertijd nog door tot aan de Mark. Er stonden loodsen en er was veel grasland, alsmede de nodige paardenstallen.

De schepen werden na te zijn afgemeerd met kruiwagens leeggereden…

De Mark had toen een andere bedding en liep met een grote lus, waar nu de Regentesselaan is. Langs de Mark had Jan Verlegh een loswal gemaakt. Door de geringe diepte van de rivier konden aan de loswal van Verlegh alleen maar kleine schepen komen. Maar het vervoer per paard en wagen was ook niet alles, vooral voor bulkgoed als zand en gips. Een schip kon per keer veel meer laden. De schepen werden afgemeerd aan de loswal en nog met kruiwagens leeggereden. Toen de lus in de Mark rond 1920 werd rechtgetrokken, heeft Jan Verlegh de grond tot aan de nieuwe bedding bijgekocht en daarop een rijtje van acht huizen gebouwd. Het zijn de huisnummers 8 tot en met 22 in de Regentesselaan, karakteristieke huizen met het bouwjaar 1926 op één van de zijgevels.

De zonen Jan en Bart Verlegh kwamen in de zaak. Aanvankelijk hield vader Jan zich bezig met het expeditiebedrijf, de verhuizingen en het vervoer van goederen. Op de oude foto's zie je grote verhuiswagens met paardentractie. Zoon Bart deed de handel in bouwmaterialen, maar daar ging zijn hart toch niet helemaal naar uit. Op een gegeven moment heeft vader Jan ook de bouwmaterialen erbij genomen. In een familiebedrijf kan dat. Jan Verlegh was ook de oprichter van de Eerste Zuid-Nederlandse Kokosgipsplaten Fabriek en in 1939 heeft hij een 'kalklesserij' opgericht onder de naam KALKBOER b.v. De fabriek voor kokosgipsplaten maakte plafondplaten van gips, die met kokosvezels werden versterkt. De platen pasten in elkaar met messing en groef. In een loods aan de Ginnekenweg stonden vlakke tafels met mallen voor het gieten van de gips.

Tijdens de oorlog kwamen er op het Ginneken vijf bommen terecht…

Eerst werd een laagje gips in zo'n mal gegoten. Dan kwam er een laag kokosvezels bovenop en tenslotte werd de mal afgegoten met een tweede laag gips. De gips droogde zo snel dat als de laatste mal op de tafels werd afgegoten, de eerste mal al droog was en de plaat van tafel kon worden genomen. De platen werden opgehangen in de loods om uit te harden. Het gips werd per schuit in zakken uit Parijs aangevoerd. Kokosvezel was een afvalproduct, kokoshaar van de borstelfabriek Vermunt uit Roosendaal. Dat bedrijf bestaat nog en maakt op de dag van vandaag nog steeds borstels. Die kokosvezels kostten bijna niets, dat was mooi meegenomen. De gipsplatenfabriek van Verlegh heeft bestaan tot 11 mei 1940.

Op die dag tijdens de Tweede Wereldoorlog werden door de Duitsers vijf bommen op het Ginneken gegooid. Een daarvan viel vlak bij de loods met de kokosgipsplaten. Door de explosie stortte de hele loods in elkaar. Toen de oorlog voorbij was heeft men het vervaardigen van gipsplaten niet meer hervat. Toen de bezetting in 1940 een feit was, werden er in het Ginneken nogal wat Duitsers ingekwartierd. Zo werd de Laurentiusschool, toen nog jongensschool, er helemaal voor ontruimd. De banken van de school werden ondergebracht in een grote loods op het terrein van de firma Verlegh. Ook Duits paardenvolk nam zijn intrek op de werf, vanwege de aanwezige stallen en het grasland. Die Duitsers zijn later met paarden en al naar het front in Rusland gegaan.

We waren wel bevrijd, maar vrijwel alles was nog jaren lang op de bon…

Na de bevrijding in 1945 moest Nederland weer worden opgebouwd en was er veel vraag naar bouwmaterialen. Dat was het (juiste) moment dat de familie Verlegh besloot over te schakelen op de verkoop van bouwmaterialen. Na enige tegenwerking van al gevestigde bedrijven werd de firma toegelaten en officieel erkend als bouwstoffenleverancier. Maar vlot ging het niet. De eerste jaren na de oorlog waren bouwmaterialen schaars. Heel veel zaken waren ’op de bon’. Het Rijksbureau voor Bouwmaterialen gaf distributiebonnen af aan de handel. Je kreeg dan van dat bureau bijvoorbeeld een bon voor 10.000 dakpannen, te halen bij die en die fabriek. Daarbij kreeg je ook het adres waar je de pannen naar toe moest brengen. Weinig vrije handel dus.

De situatie leidde geregeld tot grote ergernis. Zo kreeg de firma Verlegh op een keer een bon voor een partij stenen bestemd voor de bouw van een boerderij bij Arnhem. Wat had men nou in Arnhem te zoeken, terwijl hier in Breda een schreeuwend gebrek aan stenen was? Later liep dat gelukkig een stuk beter. In de begintijd na de oorlog was het hard aanpoten om het bedrijf weer op gang te helpen. De eigen fabriek voor kokosgipsplaten had afgedaan maar KALKBOER b.v. draaide als nooit tevoren. Tenminste voor zover men grondstoffen kon krijgen. Het vervoersbedrijf werd hoe langer hoe meer gericht op het vervoeren van eigen bouwmaterialen. Ook dat was vaak een hoop gepuzzel, want ook de benzine was nog op de bon.

De eerste vrachtwagen, een door ons zelf omgebouwde legertruc…

De firma Verlegh raakte in die tijd ook gemotoriseerd. Men schafte een oude legertruc aan, een GMC, waarop een cabine werd gebouwd. Die cabine had heel wat bekijks en was voor die tijd erg comfortabel. Later kwamen er een vijftal vrachtwagens bij. Tot 1950 had de firma achter op het terrein nog steeds een weiland voor de paarden. Er moest eens een vrachtje in Oudenbosch worden afgeleverd. Onderweg moest er dan twee keer aangelegd worden om de paarden te voederen en te drenken. Met zo'n tochtje was een hele dag gemoeid. Na de oorlog was ook de kalkblusserij weer tot leven gewekt en de productie van kalk en kalkproducten: kalkmortel, gegoten kalk en schuurspecie. Kalkmortel was kalk gemengd met maaszand en werd los in 'bulk' geleverd. De metselaar mengde dit met cement en gebruikte het als metselspecie.

Het ging lange tijd goed met KALKBOER b.v. maar op een gegeven moment waren er drie kalkmortelcentrales, één in Breda, één in Tilburg en één in Roosendaal. Het einde werd voor KALKBOER b.v. ingeluid toen de Duitse firma KNAUF op de markt kwam met dezelfde producten, maar verpakt in kleine zakjes. Metselen en stukadoren is handwerk, dus uiteindelijk moet het product naast de metselaar of stukadoor terecht komen om verwerkt te worden. De zware kuipen van Verlegh en de losse mortel was te bewerkelijk en te onhandig vergeleken met de handzame zakjes van ‘Herr KNAUF’. “In 1951 overleed mijn vader plotseling op 57-jarige leeftijd”, vertelde Henk Verlegh in 1987 in een interview. “Plotseling stond ik er met mijn broer Jan alleen voor”.

“Ik wil nu voor het eerst het verhaal vertellen van de tegeltjes van Drakenstein…

Dat was toen een moeilijke tijd om een bedrijf over te nemen, weet Henk Verlegh nog, maar het is ons gelukt. De firma is overgegaan op mijn zoon Rob en mijn neef Joost. We zijn dus een echt familiebedrijf gebleven.” Na een korte stilte merkt Henk Verlegh plotseling op: “Ik wil nu toch voor het eerst het verhaal vertellen van de tegeltjes van Drakenstein. Ik heb indertijd beloofd om dat niet als reclame te gebruiken, maar als anekdote mag het nu wel, vind ik. Wij zijn de enige bouwstoffenleverancier uit het zuiden die voor het koninklijk huis heeft gewerkt. Het begon allemaal met de verbouwing van een boerderij in Sprang-Capelle voor een advocate uit Den Bosch. Die advocate was een kennis van Prinses Beatrix bleek later. De aannemer van de bouw die mij kende, belde me op met de vraag of ik een bepaald soort tegeltje kon leveren en dat de advocate 's avonds langs wilde komen om uit te zoeken.”

“Nou, bij ons kon altijd alles, dus daar kwam ze. Alleen, ze is drie avonden langs gekomen, drie dagen van acht tot twaalf uur. Aan het eind van de derde dag had ze haar keuze gemaakt. Onze collectie en service hebben kennelijk toch veel indruk gemaakt, want een jaar of wat later werd ik opgebeld door Baron Tuil van Serooskerke, de intendant van toen nog prinses Beatrix. De intendant vroeg me of ik een bepaald tegeltje met een Japans mozaïekje kon leveren om beschadigde tegels in het zwembad van Drakenstein te vervangen. Maar de fabriek bestond niet meer en dat heb ik hem gezegd. Ook dat ik graag met andere tegels langs wilde komen om te kijken of die misschien te gebruiken waren. Dat vond hij een goed idee, of we naar Drakenstein konden komen.”

De tegelzetter had zijn zondagse pak aan gedaan en een gleufhoed opgezet…

“Wij naar Drakenstein met allerlei tegeltjes. Een tegelzetter van ons bedrijf ging mee. Hij had zijn zondagse pak aangedaan en ook een gleufhoed opgezet om tegels te zetten! Allemaal zenuwen natuurlijk. We kwamen aan op Drakenstein en Prinses Beatrix bekeek mijn tegelcollectie. Het zit er niet bij, meneer Verlegh”, zei Beatrix. “Nee”, zei ik, “het beste kunt u er alles maar af halen en opnieuw betegelen”. Dat vond ze een keurig idee en zo hebben wij het zwembad van Drakenstein opnieuw betegeld. Ik heb toen aan de secretaresse van de prinses moeten beloven dit niet als reclame te gebruiken. Maar nu kan het wel dacht ik. Ik vind het leuk om nu het hele verhaal eens te kunnen vertellen.”

Het accent van het bedrijf ligt tegenwoordig, naast bouwmaterialen als stenen, hout, dakpannen etc. ook op luxe materialen en afbouwartikelen, als tegels en sanitair. De firma Verlegh is tevens gespecialiseerd in badkamers en inbouwkeukens. De firma levert nu vooral aan de professionele markt. Bij levering aan aannemers en stukadoorsbedrijven gaat het natuurlijk hoofdzakelijk om grote aantallen en bij een particulier meer om een enkele partij. Toen eind jaren negentig het bestemmingsplan Ginneken aan de orde kwam en het er naar uitzag dat de firma Verlegh met de tijd uit het centrum van Ginneken zou moeten vertrekken, ging men op zoek naar een andere locatie. Deze werd gevonden aan de Takkebijsters, niet al te ver van het Ginneken.

Op het voormalige terrein van de firma Verlegh komen nu luxe woningen…

Op het oude, zeg maar gerust het historische terrein aan de Ginnekenweg zullen binnenkort dus luxe woningen worden gebouwd en onder de naam “Ginnekenhof” zal het daar prettig wonen zijn. Niets zal er dan nog herinneren aan de tijd dat daar bijna een eeuw lang handel werd gedreven, schepen aanlegden om met de kruiwagen te worden gelost en paard en wagen zorgden voor het vervoer van materialen. Desondanks blijft Verlegh een Ginnekense firma, deel uitmakend van de geschiedenis van ons fraaie dorp. De nieuwe bewoners, de nieuwe Ginnekenaren, heten we bij deze alvast welkom in ons fraaie dorp. - Wim Siegmund -