Rokken van de meisjes van Liduina mochten niet korter dan precies acht centimeter boven de knie.



1. Direct na de Tweede Wereldoorlog (1946) werd in het Ginneken een gymnastiekvereniging voor meisjes opgericht, Sint-Liduina. Hier een van de groepen vóór de gymzaal in de Viandenlaan.
Op 14 april 1946 werd in het Ginneken door de toenmalige kapelaan C.J. Knipscheer (de latere pastoor van het Zeeuws-Vlaamse Lamswaarde) de Katholieke Meisjes Gymnastiekvereniging 'Sint-Liduina' opgericht. De 14e april is de naamdag van de heilige Liduina, dus was het kiezen van een naam voor een kapelaan een eenvoudige zaak. Liduina, geboren te Schiedam op 18 maart 1380, wordt in rooms-katholieke kring als de patrones van de zieken vereerd.

Direct na de oprichting van de gymnastiekvereniging bleek het aantal aanmeldingen de verwachting ver te overtreffen. Er werd gestart met lesgeven in de gemeentelijke gymnastiekzaal Viandenlaan, daar waar later het postkantoor zou worden gebouwd. Binnen korte tijd groeide de vereniging door de lofwaardige inzet van het bestuur uit tot een grote vereniging. De eerste technisch leider was de heer Frits Siegmund, gymnastiekleraar. Door zijn tomeloze inzet bereikte de vereniging een hoog peil. De eerste secretaresse, Adriana Brouwers, schreef in het meinummer 1971 van het clubblad het navolgende: 'De heer Siegmund had voor extra lessen een veldje weten te huren achter de tuchtschool.

Het bestuur moest op het matje komen van pastoor Doens…

Tijdens springoefeningen hadden de meisjes last van hun (toen nog) lange rokken. De heer Siegmund adviseerde: 'Stop je rokken maar in je directoire'. Maar enkele verloofden, die naar de les waren komen kijken, gingen dit rapporteren bij de pastoor. Vervolgens moest het volledige bestuur op het matje komen bij pastoor Doens. Na veel wikken en wegen en beloften voor beterschap zou het niet aan de bisschop doorgegeven worden. In de annalen van de vereniging lezen we ook dat bij kampioenschappen van de Bredase Bond de prijzen vaak werden verdeeld tussen de verenigingen 'Liduina' Ginneken en 'Durfal' Breda.

Direct na de oorlog was er vrijwel niets te koop en als dat wel het geval was, moesten er distributiebonnen voor worden ingeleverd. Kapelaan Knipscheer scheurde vaak op de motor met wapperende soutane over 's heren wegen om spullen voor de vereniging te bemachtigen. De ene keer kwam hij terug met honderd paar turnschoenen uit Best, de andere keer was dat een coupon voor zestig meter ongeverfde stof uit Tilburg voor de aanmaak van turnpakjes. Het werden keurige turnpakjes van blauwe en witte stof, waarvoor hij een ververij in Breda had weten te vinden.

Rokken werden vóór de Bondsdag door de kapelaan opgemeten…

Zijn gewaardeerd gescharrel was altijd in het belang van de vereniging, al zal de toenmalige penningmeester er grijze haren aan overgehouden hebben. En de leveranciers? Ach, met de geestelijkheid als klant moest er in naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest over prijzen en leveringsvoorwaarden niet al te indringend worden onderhandeld. De jubileumuitgave van het clubblad bij het 30-jarig bestaan in 1976 vermeldt dat: 'Hij alles op dusdanige wijze regelde dat niemand iets te vertellen had'. Hij regelde zelfs de manier waarop de meisjes in het gelid moesten staan en hoe er gelopen moest worden, aldus de heer Naud Vriens, technisch hoofdleider van Liduina van 1953 tot 1959.

Door de R.K. Gymnastiekbond Sint-Joseph van het district West-Brabant werd een verplicht turnkostuum voorgeschreven, waarbij de rokken toen op acht centimeter boven de knieën moesten hangen. Voor kapelaan Knipscheer moesten de meisjes, voordat ze naar de Bondsdag gingen, op de knieën gaan zitten 'om te kijken of het allemaal klopte en de rokken allemaal even lang waren'. Hij had de gewoonte, aldus de heer Vriens indertijd, om tijdens de lessen te komen kijken. Vooraf had hij dan laten weten hoe hij het wilde hebben. Als hij binnenkwam bleef hij in de deuropening staan en zei dan: 'Dag meisjes'. De meisjes moesten dan in koor zeggen: 'Dag meneer kapelaan Knipscheer!'.

Fusie met jongensvereniging Christophorus veel te vooruitstrevend…

Rond 1953 was er bij de gymnastiekvereniging “Liduina” sprake van een financieel dieptepunt. De uitnodiging aan een Franse vereniging voor het brengen van een tegenbezoek moest worden afgezegd bij gebrek aan fondsen. De gymnastiekactiviteiten werden ook buiten Ginneken ontplooid. Sportieve uitstapjes werden onder meer gemaakt naar Angers, Luik en Erwitte. Een poging een fusie aan te gaan met de Ginnekense gymnastiekvereniging voor jongens en mannen 'Sint-Christophorus' mislukte. Modernere bestuurszaken werden ook ingevoerd. Zo werd er ook een jeugdbestuur opgericht, waardoor het contact met de achterban sterk verbeterde en de continuïteit kon worden gegarandeerd.

Op 9 juli 1969 werden de statuten koninklijk goedgekeurd, de verenigingwerd 'rechtspersoon'. Het ledental en de mogelijkheden om geregeld te oefenen groeiden door uitbreiding van de wijk IJpelaar. Een badmintonafdeling zag het licht en contacten werden gelegd met een zustervereniging in Dillenburg (D) met als gevolg vreugdevolle ontmoetingen over een weer. In september 1974 werd een 'sectie wedstrijdsport' ingesteld. Technisch, aldus de heer J.H.A. Beljaars in zijn bijdrage voor de jubileumuitgave 1946-1976, boekte de vereniging grote vooruitgang. Gevolg daarvan waren de nodige Bondskampioenstitels en tal van eervolle vermeldingen. Een aparte vermelding verdiende Elsemiek van Gulick, die meedong met de beste tien in de landelijke finale persoonlijke kampioenschappen.

Overpeinzingen van kapelaan Knipscheer uit Lamswaarde…

Eenmaal 'Sint,' niet altijd 'Sint'. De R.K. gymnastiekvereniging 'Sint Liduina' werd in het begin van de zeventiger jaren gymnastiekvereniging 'Liduina'. In de jubileumuitgave van het clubblad 1976 komt de katholieke 'Sint' weer even terug om ten slotte Liduina-Breda te worden. Bij het 25-jarig bestaan in 1971 was er bericht van pastoor Knipscheer uit Lamswaarde. Hij schreef in het verenigingsblad 'Top Turn' (hij was toen al ruim tien jaar pastoor) en mijmerde nog even over zijn verleden in het Ginneken. Hij schreef over zichzelf als de atletische kapelaan die kort na de oorlog, toen jeugdwerk weer mogelijk was, het idee kreeg een gymnastiekvereniging voor meisjes op te richten.

Hij memoreerde de jonge dames Helena Vernooy, Adriana Brouwers en Henriëtte Dirckx, die als voorzitter, secretaris en penningmeester meehielpen. Hij verhaalde ook over het jaarlijkse 'bekvechten' op het gemeentehuis om voldoende uren van de gymzaal in de Viandenlaan te reserveren. 'In heel Breda waren er slechts twee redelijke gymzalen', hielp hij herinneren. Op zaterdag 20 april 1996 werd er in gemeenschapshuis Vianden een reünie van oud–leden gehouden. Nu Sportvereniging Liduina' is al lang uit het Ginneken verdwenen. Wat gebleven is zijn de herinneringen aan een van de naoorlogse Ginnekense verenigingen.

2. Heel het bestuur moest bij pastoor Doens op het matje komen. Nadat beterschap was beloofd zou hij het niet aan de bisschop doorgeven.
3. Kapelaan Knipscheer leidde de meisjes gymnastiekvereniging Sint-Liduina met strakke hand. Vlak voor een Bondsdag onderzocht hij of de rokken wel lang genoeg waren. Op de foto bezoekt kapelaan Knipscheer (midden) met de burgemeester van Breda de honderdjarige Mientje Ooninkx in Huize de Werve.