Ik gaf de post af bij burgemeester Serraris en met het nadoen van een koekoek haalde ik de krant.



Toen Gerrit Lysen begin jaren negentig bij de redactie van het Ginnekens Nieuwsblad kwam, had hij al een respectabele leeftijd bereikt. Hij schreef artikelen over het Ginneken en putte daarbij volledig uit zijn geheugen. Hij was nog uit de tijd van burgemeester Th. Serraris en ging met de paardentram naar een school in Breda. De eerste automobielen reden door de straten van het Ginneken. Gerrit Lysen is inmiddels overleden. Zijn verhalen over het Ginneken zijn er nog, we zijn daar zuinig op.

In een van zijn verhalen herinnert Gerrit Lysen aan de strenge winter van 1942 en aan de Tweede Wereldoorlog. “Ons huisje 'Overa' lag zo'n vijfhonderd meter van het vroegere Restaurant Boschhek”, zo begon zijn verhaal. “Vele zondagen brachten wij er door. Twee maal per jaar speelde ons nationale elftal tegen de 'Rode Duivels', in Antwerpen of in Rotterdam. Zittend op ons balkon zagen we dan in de verte de vele autobussen met de supporters rijden. Eerst heen en na afloop van de match weer terug”.

Op het landgoed van Baron Prisse plukten we vroeger altijd cantharellen…

“Onze kamer in 'Overa' was dan urenlang verlicht door de koplampen van de auto's die bij ons de hoek om kwamen. We konden dan onze petroleumlamp een stuk lager zetten, want licht was er genoeg. Op de Overaseweg was vroeger ook het bekende cafeetje 't Jachthuis'. Daar kostte toen een pilsje 15 cent (onze oude centen - red.). Tegenover ‘t Jachthuis, aan de slootkant van het Mastbos, zochten we vroeger cantharellen, ook hanenkammen genoemd. Later trokken we er met de fiets op uit, meestal richting Ulvenhout en Chaam. Op het landgoed van Baron Prisse, mijn vader had een toegangskaart, hebben we ook vele kilo's cantharellen geplukt. Weer thuis gekomen was het altijd veel werk deze lekkernij van dennennaalden te ontdoen”.

“Ik herinner me het schitterende landgoed nog goed, met de ontelbare, fraaie, statige bomen, waarin de vogels hun hoogste lied floten. Ik was een meester in het nabootsen van een koekoek. Zelfs die vogels zelf kon ik daarmee voor de gek houden. Nieuwsgierig kwamen ze dan aangevlogen om te zien welke vreemde snuiter hun territorium was binnengedrongen. Mijn vader heeft ook nog eens gebruik gemaakt van deze opmerkelijke gave. Eind 1930 vroeg hij mij mee te gaan met een fietstocht van de Nederlandse Vereniging van Natuurstudie. De tocht, vroeg in de ochtend, ging naar het Ulvenhoutse bos. Het doel was om er naar vogels te gaan luisteren. De leider was, ik weet het nog als de dag van gisteren, een zekere heer Van Nijnatten. Hij woonde net als wij ook op de Baronielaan”.

Met het nadoen van een koekoek haalde ik zelfs de 'Bredasche Courant'…

“Ik had met mijn vader afgesproken dat, als de fietsclub op een gegeven moment halt zou houden, ik weg zou sluipen en op een redelijke afstand een koekoek na zou bootsen. Zo gebeurde dat ook. Ik hoorde enkele vogelliefhebbers fluisteren: 'Een koekoek, waar zou hij zitten?' Gedurende geruime tijd heb ik ze voor de gek kunnen houden. Op de terugweg maakte de heer Van Nijnatten de grap bekend. Ik haalde er zelfs de 'Bredasche Courant' mee die de andere dag een verslag van de tocht publiceerde. Vroeger was er bij het Engelbrecht van Nassauplein een klein steegje. Het liep vanaf de kerk op de Baronielaan naar het Mastbos. Fietsend of lopend ging je dan over een klein bruggetje over de Mark naar de voetbalvelden van Boeimeer. Op het eerste veld aan de rechterkant speelde iedere zaterdag en zondag de bekende voetbalclub Velocitas”.

“Het eerste elftal van Velocitas werd bemand door cadetten van de K.M.A. Langs de zijlijn stonden altijd veel Bredanaars, waaronder natuurlijk ook hoge officieren om hun club aan te moedigen. De maandag daarop stond er altijd een uitgebreid verslag in de 'Bredasche Courant' (BN/De Stem bestond toen nog niet - red.) . Op de andere velden speelden ander elftallen. Ik ging altijd kijken naar de derby Bredania tegen de Hero. Langs het weggetje kon je ook naar zwembad 'Het Ei' fietsen of wandelen. In de gloriedagen zwaaide de heer Van den Brink er de scepter. De wijk Boeimeer en alles wat daar nu achter ligt moest nog gebouwd worden. Niets dan weilanden toen, tot aan Princenhage. In de wintermaanden, als 'Het Ei' dicht was, mochten wij als jongetjes er vanaf de loopplanken vissen. We vingen dan grote voorns en blieken”.

Bij de aanleg van de Baronielaan stonden de bomen nog in het midden…

“Op de Baronielaan was het vroeger bijna net zo rustig fietsen als in een landelijke omgeving. Bij de aanleg van de Baronielaan aan het begin van de twintigste eeuw, stonden de bomen nog in een lange rij in het midden van de laan. Later zijn ze om ruim baan te maken voor de auto’s naar de zijkanten verhuisd. Er reed toen af en toe eens een auto langs met een matige snelheid. Als je nu op deze eens zo deftige Bredase laan komt, dan zie je overal blik. De bomen zijn bijna allemaal verdwenen. Dan denk ik wel eens: 'Helaas staat de tijd niet stil'. Vroeger kreeg ik iedere zondagmorgen van mijn moeder een kwartje. Dan ging ik op mijn fiets bij de winkel van Jamin op de hoek van het Van Coothplein één pond Mariakoekjes kopen. Aan de Grazendonkstraat was vroeger een klein ijsfabriekje gevestigd. Men verkocht er verpakt ijs voor vijf cent. Het ijscokarretje reed altijd over de Baronielaan”.

“Als er een jarige in de familie was, toog ik op de fiets naar V & D op de hoek van de Nieuwstraat en kocht er dan voor één gulden en tien cent heerlijke gebakjes. Ik kan natuurlijk niet eindigen zonder het nog even over het Ginneken zelf te hebben. Burgemeester Serraris woonde in het toen nog statige herenhuis op de hoek van de Postlaan en de Raadhuisstraat. Ik moest er van mijn vader geregeld brieven afgeven of in de brievenbus doen. Mijn vader was Bewaarder van de Hypotheken, het Kadaster en de Scheepsbewijzen. In de jaren voor 1940 had hij nogal eens met burgemeester Serraris te maken. De post werd in die tijd geregeld te laat bezorgd, zodat mijn vader het veiliger vond om de zakelijke brieven persoonlijk af te laten geven of in de bus te doen”.

De burgemeester van Ginneken en Bavel woonde in de Raadhuisstraat…

“Op de hoek van de Bavelselaan en de Ulvenhoutselaan was vroeger de bekende smederij van Harrie Sloekers gevestigd. Van dat punt vertrok je vroeger ook met de Ginnekense paardentram naar Ulvenhout. In gedachten zie ik nog de vele paarden die daar werden beslagen.
Enkele huizen verderop op de Ulvenhoutselaan stond het grote pand van de familie Diemont. Mijnheer was officier in het leger en zijn zoon Chris was hoofd van de Padvinderij. Als welp en later als padvinder moesten wij naast hun huis verzamelen, in de houding, voeten tegen elkaar, de lange padvindersstok in de rechterhand. We kregen dan de nodige aanwijzingen, waarna we op de fiets over de Duivelsbruglaan langs 'Hotel Dennenoord' in de richting van Restaurant 'De Boswachter' reden. Daar schuin tegenover was ons troephuis en onze speelwei”.