Meisjes van Bouvigne vluchtten toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en waren weken lang zoek.



Meisjes in de leeftijd van 16 tot 25 jaar konden vroeger op Bouvigne een opleiding tot dienstbode volgen. Ook een andere cursus was mogelijk, dit al naar gelang de genoten vooropleiding. Op 10 mei 1940 kwam ons land in oorlog met Nazi-Duitsland. De meeste leerlingen, het was juist het Pinksterweekend, konden niet meer naar huis. De volgende dag kwam het bericht dat alle inwoners van Breda en Ginneken moesten vluchten. De stad zou gebombardeerd worden.

De vlucht kwam onmiddellijk massaal op gang. De route liep via Zundert richting België. Maar een groep meisjes van de dienstbodeopleiding van Bouvigne verdwaalden in het Mastbos en kwamen uiteindelijk in Galder uit en liepen door naar Meerseldreef. Daar werd bij de paters geslapen en gegeten. De leiding van de cursisten wist niet waar de groep was gebleven, het leek of de hele groep van de aardbodem was verdwenen.

Bij de zusters in Wynghe konden de vluchtende meisjes eindelijk rusten…

De volgende morgen liepen de meisjes via Minderhout naar Hoogstraten en verder in de richting West-Malle. Daar vond een zwaar bombardement plaats en viel de groep uit elkaar. Gelukkig vond iedereen elkaar weer bij de brug over het Albertkanaal. Door Belgische soldaten werd iedereen de brug over geholpen, die op het punt stond te worden opgeblazen. Dat gebeurde ook, de groep was amper over de brug of met een luide knal ging hij de lucht in. Bij het klooster van de Zusters Ursulinen in Wynghe werd even gepauzeerd. De ontvangst was hartelijk en gastvrij, iedereen werd voorzien van een broodmaaltijd. Het geluk bleef de meisjes goed gezind, want even verder stonden tramstellen, die alle vluchtelingen naar Borgerhout bij Antwerpen brachten.

Alle vluchtelingen werden daar ondergebracht in een school, waar door het Rode Kruis voor goed gedekte tafels was gezorgd. Onmiddellijk werden alle stukgelopen voeten door verpleegsters van het Rode Kruis verzorgd. De volgende dag ging de tocht verder, naar het zuid-station van Antwerpen. Alle perrons stonden er stampvol met vluchtelingen. De meisjes zagen hier kans om in de trein te stappen die hen naar Sint-Niklaas bracht. Daar moest worden overgestapt en kwamen ze in een goederenwagon terecht met als eindpunt Kortrijk. Van slapen kwam daar niet veel terecht, want midden in de nacht werd iedereen gewekt en naar het plaatsje Blarinchem gebracht, waar men opnieuw hartelijk werd ontvangen.

In Blarinchem kreeg men die dag voor het eerst weer drie maaltijden…

Op het gemeentehuis aldaar werd iedereen voorzien van de officiële vluchtelingenstatus en kwam men daardoor in het bezit van een vereist persoonsbewijs. De hele dag bleef men in Blarinchem om te rusten. Ook kreeg men voor het eerst weer eens drie maaltijden. De volgende morgen kon men ook naar de mis. Daar kreeg men te horen dat er op het station een trein klaarstond, die hen richting Abbeville en verder Frankrijk in zou brengen. Maar snelheid was geboden, op het laatste moment haalden de meisjes nog de trein. Tijdens de diverse stops werd door het Rode Kruis voor voedsel gezorgd. Bij Abbeville stopte de trein en iedereen overnachtte hier in de trein of gewoon in de buitenlucht langs de spoorlijn.

Vroeg in de morgen werd de trein vlak bij Abbeville gebombardeerd, iedereen zocht dekking in greppels en sloten. De hele dag werd hard gewerkt aan het opruimen van de ravage, het herstellen van de rails om uiteindelijk een nieuwe locomotief aan het treinstel te kunnen koppelen. De trein reed toen in een ruk door naar Chartres (Frankrijk) waar gestopt werd om iedereen van brood te voorzien. Via Bordeaux reed de trein door naar Lourdes waar de meisjes van Bouvigne op 21 mei 1940 arriveerden. De vluchtelingen werden hier vriendelijk ontvangen en voorzien van brood, wijn en koffie. Op 22 mei ging de tocht door naar Clermont. Hier stapten de inmiddels zeer vermoeide vluchtelingen over in bussen die hen naar Tressan bracht.

Tressan werd de tijdelijke woonplaats voor de meisjes van Bouvigne…

Dat was ook het einde van de barre tocht. Alle meisjes werden hier in gastgezinnen ondergebracht. Een oude bioscoop werd als leefruimte ingericht, waar het dagelijkse leven van de vluchtelingen zich afspeelde. Van het gemeentebestuur kreeg men wekelijks een bedrag uitgekeerd, waarmee de benodigde boodschappen konden worden gedaan. Veel van de meisjes gingen werken in de wijngaarden en konden zo een centje bij verdienen. Duinkerken was gevallen en Parijs gebombardeerd, luidden de berichten. In gedachten vroegen de meisjes zich af hoe het thuis in Breda en omstreken zou zijn. De door hen via het Rode Kruis verstuurde brieven en ansichtkaarten zijn nooit op Bouvigne aangekomen.

In Breda wist niemand wat er van de groep meisjes geworden was. Er deden zich verhalen de ronde dat zij naar Engeland waren overgestoken en dat hun schip gebombardeerd was. Inmiddels waren de meisje zo’n twee maanden van huis. Thuis was het eten op rantsoen gekomen. De Duitsers hadden half Frankrijk al bezet. Van teruggekeerde Franse soldaten hoorde men dat er in Nederland fel gevochten werd. Op 24 juni kwam er antwoord op een van de brieven, die via Joegoslavië naar Bouvigne in het Ginneken was gestuurd. Men hoorde nu dat men in Ginneken eindelijk wist waar de groep verdwaalde meisjes gebleven was. De opluchting aan beide kanten moet groot zijn geweest.

Na drie maanden in het gastvrije Tressan eindelijk weer terug naar huis…

Na drie maanden in Tressan te hebben gebivakkeerd, gingen de dagen steeds langer duren en werd het verlangen naar huis steeds groter. Op 6 augustus kwam er ook weer via Joegoslavië een brief, waarin gemeld werd dat Rotterdam volledig verwoest was, maar dat het met Breda en Bouvigne goed ging. Op 12 augustus kwam het bericht dat er in Clermond vier bussen klaar zouden staan om de meisjes terug naar Nederland te brengen. Er werd afscheid genomen van Tressan dat hen drie maanden gastvrij had opgevangen. Via Dyon, waar grote vernielingen door de Duitsers waren aangericht, ging het via Parijs, Brussel, Antwerpen en Zundert terug naar Bouvigne. Daar werden de verloren gewaande meisjes met gejuich ontvangen. (Bron: het boek ‘De Vlucht’).