Eerste Baron Charles le Dernierre du Moment liet Ginneken vanaf 1624 aan een stuk door feesten.



1. Door Jonker Charles en zijn vrienden werd aan een stuk feest gevierd. Dat vond plaats in de Vraghtwagen op de Ginnekenmarkt of in zijn fraaie buiten Mon Plaisir.
Deel 2 van 3- Carnaval staat voor de deur. Het is een periode waarin de oude grenzen van de gemeente Ginneken en Bavel weer tellen. In Bavel en Ulvenhout zwaait een prins letterlijk de scepter, terwijl in het Ginneken Mijnheer de Baron voorgaat in het leutfeest. Het Ginnekens carnaval stamt uit 1624. Een populaire pretbaron, in de volksmond ‘ome Karel’ genaamd, hield toen grote feesten. Dit stukje Ginnekense geschiedenis publiceren we in drie delen.

Op 27 augustus 1624 duikt de feestende Jonker Charles le Dernierre du Moment op uit een schijnbare vergetelheid, als hij met de Spaanse veldheer Medina Ginneken binnentrekt. De route die werd gegaan, ligt over het dorp Gilze. De eindbestemming is Ginneken, waar een deel van de infanterie en de ruiterij werden gelegerd. Zij maakten deel uit van de strijdmacht die Breda belegerde.

De Jonker kocht zich in Ginneken een fraai buiten, Mon Plaisir genaamd…

Ginneken was voor Jonker Charles ook een eindpunt. Het strijden moe nam hij bij aankomst ontslag uit de dienst. Hij kon dit gemakkelijk doen, want de aanzienlijke toelage van zijn familie verspeelde hij daar niet mee. Berekeningen leerden hem dat hij van dat geld een vorstelijk leven kon leiden. Van het geld dat hij in Medina's dienst had verdiend kocht hij zich een woon, riant in ligging, omvang en uitvoering. Gelegen aan de rivier de Mark gold dit buiten als een van de mooiste uit de omtrek. Een groot gedeelte van het Mastbos hoorde bij het bezit. De naam 'Mon Plaisir' vond Charles zeer toepasselijk en hij besloot daar geen wijziging in aan te brengen.

Het is goed dat de oude Baron hem hier niet kon gadeslaan. Was het zo dat hij in La Brachalle in conflict kwam met zijn familie, omdat hij zich overgaf aan uitbundige feesten, dit alles kon niet in de schijn staan met hetgeen op 'Mon Plaisir' en in het Ginneken op stapel werd gezet. Hij werd geregeld gezien in de dorpsherberg 'De Vraghtwagen', gelegen naast de pas afgebrande Laurentiuskerk. Hij hield zich daar gewoonlijk op met het gewone volk of met zijn strijdmakkers, die zich na een dagje strijden tegen Breda zich ook wel eens wilden verpozen. Door het gewone volk dat hoofdzakelijk bestond uit schaapherders en turfstekers, werd hij bespot (heimelijk dan) om zijn keurig uiterlijk en zijn deftig voorkomen.

Een boer in de ‘Vraghtwagen’ verkocht vijf varkens, het feest kon beginnen…

Dit wantrouwen verdween echter snel, omdat de Jonker de gewoonte had geregeld de glazen van de aanwezigen te laten vullen. Met zijn dukaten werd kwistig gestrooid, tot ieders genoegen mogen we wel zeggen. Op een keer liet hij zijn wapenschild (een eigen ontwerp) boven de tapkast aanbrengen met de tekst: 'TWO BEER OR NOT TWO BEER’. Meestal groeiden de bijeenkomsten uit tot een groot feest. Niets was dan te gek voor de Jonker. Op een keer was er een varkensboer uit de Hage (Princenhage) in de 'Vraghtwagen' voor het nemen van een verfrissing. De vijf varkens die hij bij zich had, werden zolang op het binnenplaatsje ondergebracht.

Na veel loven en bieden kocht Charles de weldoorvoede beesten van de koopman. Zij werden ter plaatse geslacht en aan het spit gebraden. Daarna mocht iedereen zich tegoed doen aan het heerlijke vlees. De aanwezigheid van de Jonker in Ginneken zal er de tongen flink in beweging hebben gebracht. Niet alleen om met de Jonker te eten en te drinken, maar ook om te bespreken welk een vreemde vogel er nu weer in het Ginneken was komen aanwaaien. Zij die geregeld genoten van de met kwistige hand uitgedeelde traktaties, hielden niet op hem te loven en te prijzen, terwijl de met bestuurlijke taken belaste personen zich in gemoede afvroegen welk een (extra) ramp hen nu weer overkwam.

Jonker Charles deelde gul als een Sinterklaas drankjes en voedsel uit…

De problemen die gepaard gingen met de belegering van de stad Breda, stonden echt niet toe dat er een sfeer geschapen werd van feesten en grote uitbundigheid. Maar zij die waren belast met het beteugelen van de chaos, voornamelijk de schout en de schepenen van Ginneken, waren op één hand te tellen. Het waren bittere tijden. De problemen van de Ginnekense schout en schepenen waren duidelijk. Daar waar het ontbrak aan het benodigde werk om geld te verdienen om de magen van de Ginnekense inwoners te vullen, deelde Jonker Charles als een Sinterklaas de eerste levensbehoeften uit zonder dat daar een tegenprestatie voor werd verlangd, anders dan met hem tot diep in de nacht te feesten.

Het ondermijnde voor schout en schepenen direct hun invloed op het gewone volk. Erger nog, het zette hen gewoon voor aap. Wat zij als voorname burgers de Ginnekenaren niet konden bieden met al hun gedegenheid en invloed, versierde deze losbol zonder daar ook maar een stap voor te hoeven verzetten. Dat stak niet weinig. Ze stonden echter nog maar aan het begin van het probleem die Jonker Charles voor hen zou gaan vormen. Het was maar goed dat het ook toen niemand beschoren was in de toekomst te zien.

In de brouwerijen van de Jonker werd het dure hop gebruikt voor het gisten….

De feesten die door de Jonker werden gegeven, werden hoe langer hoe talrijker. Om zich ervan te vergewissen dat een constante hoeveelheid bier altijd aanwezig was, kocht de Jonker alle brouwerijtjes te Ginneken en Zundert op. Dit gebeurde in 1629, vijf jaar na zijn aankomst in Ginneken. De Jonker zag er op toe dat in plaats van het gebruikelijke slappe gerstebiertje dat met behulp van gruit als giststof werd gebrouwen, echte hop werd gebruikt. Indertijd gold dit aldus bereide bier als een delicatesse en een duur drinken. Men weet dat Charles de benodigde hop uit Frankrijk liet komen, omdat diverse vrachtbrieven uit die tijd daarover spreken. Het vervoer geschiedde in die tijd per boot, deels over de Mark, die toen veel breder en beter bevaarbaar was.

De vroegere eigenaren van de brouwerijtjes die door de Jonker werden opgekocht, bleven de bedrijfjes beheren en kregen loon naar verhouding van de productie. Als enige afnemers worden herberg de 'Vraghtwagen' en 'Mon Plaisir' genoemd. Dus eigenlijk alleen de Jonker. Charles werd bij het gewone volk te Ginneken zo populair dat hij 'Ome Karel' werd genoemd. Niet openlijk natuurlijk of in de directe omgang, want Charles stond erop dat hij met respect werd bejegend. Deze naamsaanduiding werd ook gebruikt als zijn handel en wandel door het gewone volk werd besproken en in geuren en kleuren werd verhaald welke streken hij nu weer had uitgehaald.

Juridisch bleven de Jonker en zijn vrienden nog net binnen de perken…

Het zal niemand verwonderen dat voor de toenmalige Ginnekense schout Michiel van den Eynden, alleen al te spreken over Ome Karel een ware nachtmerrie betekende. Vooral als het gewone volk in de 'Vraghtwagen' uit volle borst zong: 'Daar is van den Eynden weer, die doet de deur dicht', kon hij in een hevige woede ontsteken. Aangenomen moet worden dat de dagelijkse braspartijen een steeds terugkerend agendapunt zullen zijn geweest op de wekelijkse besprekingen van de Ginnekense schout en schepenen. Dit valt echter niet te bewijzen, omdat het niet in de archieven is genoteerd. Waarschijnlijk schaamde men zich over de toestand en vreesde men later een slechte naam te bekomen.

Juridisch lag de zaak ook erg vervelend. 'Ome Karel' en zijn kornuiten bleven binnen de perken van de wet. Waren er lieden die zich na een feestdag (ochtend, middag, avond en het grootste gedeelte van de nacht) te buiten gingen aan strafbare feiten, dan was dit helemaal voor eigen verantwoordelijkheid. Men kon dit toch moeilijk de vrijgevige Jonker aansmeren. Wat wel werd geprobeerd was Charles langs slinkse weg de voet dwars te zetten, de gestelde wetten zo te interpreteren dat zij tegen hem konden worden gebruikt. Daar zijn tal van voorbeelden voor te geven. Daarbij schroomde men niet om Breda in het geniep te hulp te roepen.

Schout en schepenen spanden Bredase brouwersgilde voor hun karretje…

In 1656 wisten schout en schepenen het Bredase brouwersgilde zo te bewerken, dat zij een klacht indienden bij de toenmalige justitie om op te komen tegen de 'wilde' brouwerijtjes van 'Ome Karel'. Als reden werd aangevoerd dat er grote belangen van het gilde werden geschaad, maar men had alleen het tegenwerken van de Jonker op het oog. Het Bredase brouwersgilde zag er wel brood (bier) in en poneerde een klacht bij de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden, in die tijd het hoogste rechtscollege. Na veel heen en weer gepraat werd er beslist dat het vestigen van nieuwe brouwerijen op het platteland verboden was. Ook pas opgerichte brouwerijen dienden te worden ontmanteld.

Nu dachten de schout en schepenen te Ginneken de zaak voor elkaar te hebben. Er schuilde echter een addertje onder het justitiële gras. Jonker Charles had in 1629 de bestaande brouwerijen opgekocht, maar dat waren toen al zeer oude vestigingen. In Zundert probeerde men toch een brouwerij (die in het bezit was van 'Ome Karel') te sluiten. Oude inwoners verklaarden toen onder ede: 'Dat soo lange sij deponenten kennise hebben gehadt, daemen dagelijcx bier op brouwden'. Het recht van 'Ome Karel' om zijn eigen bier te brouwen kon hem dus niet worden ontnomen. Hij verhoogde als tegenmaatregel de jaarlijkse uitkeringen van de zetbazen om zo de productie nog verder op te voeren.

Als tegenmaatregel richtten schout en schepenen een burgerwacht op…

De 'Vraghtwagen' op de Ginnekenmarkt was nu in de verre omtrek bekend. Het kwam geregeld voor dat ongure elementen naar Ginneken kwamen om te kunnen profiteren. Om hen in de 'Vraghtwagen' te weren stelde Ome Karel 'uitsmijters' aan die gewapend met een degen bij de deur postvatten. Soms kwam het tot een treffen met het gespuis en ongelukken bleven dan ook niet uit. Als tegenmaatregel richtten schout en schepenen van Ginneken een soort burgerwacht op en op 18 augustus 1661 werd volgende proclamatie aan de kerkdeur gehangen.

'Alsoo het gebeurt is, dat nu cortelingh int dorp van Ginneken door vremde, tsij militaire off andere persoonen, tegens huijslieden ende andere sijn ontstaen, vuijle, leelicke, ongebonden ende dreijghachtige woorden, jae dat deselve militaire ende vremde persoonen haer oock niet ontsien en hebben in moetwil de huijslieden ende andere met degen ende ander geweir soodanigh te dreijgen ende noch verder slaen, stooten ende quetsen dattet geschapen was'.

'Dat daer door een swaer ende droevigh ongeluck voor d'een off d'ander doot te blijven, ingevalle daer niemand tusschen beijde om te scheijden en hadde gecomen, soude hebben ontstaen. Oock datmen alnu van desen jaere alhier in dese plaetse van soo veel morden ende andere droevige ongelucken heeft gehoort ende gesien, dat alles in een plaetse van justitie ongeoorloft, jae onlijdelijck is, sulcx meer te hooren off sien plegen, ende om sulcke als andere ongelucken tsij van brant, rooverij ende diergelijcke ongeregelde actiën voor te comen'.

'Soo hebben d'Heeren Schouteth ende Schepenen der heerlijckheijt Ginneken ende Bavel goet gevonden ende verstaen, ingevolge mede de resolutie, die tot dien eijnde bij de Heeren officieren der Baronie van Breda, beneffens d'Heer Bernagien, Stadhouder van den Wel. Ed. Heere Baron van Wotton, drossaert der Stadt ende Lande van Breda ende met kennisse vanden Heer Commandeur Fackenhaen op den 18 Januarij 1661 nu lestleden is genomen'.

'Dat soo drae alsmen hoort off siet, dat eenige diergelijcke ongeoorloffde ende droevige actiën alhier werden gepleeght ende begaen, Aenstonts de clocke sal trecken, ten eijnde alle huyslieden ende ander wie het sij, hem selven daer op terstont sonder vertreck sal hebben te begeven wel gewaepent sijnde met roers, degens, piecken ende stocken alhier naer de plaetse bij ofte omtrent de kercke, om alsoo met fatsoen, sonder quetsinge (off soo weijnigh alst mogelijck is) deselve moetwillige ende andere moordadige ende dieffachtige persoonen t'apprehenderen ende te brengen in handen van die gene der judicatuere, daer over is compenterend'.

'Ende soo wie in sulcker gevalle hem tsoecken sal laeten van ter stont te compareren, aende kercke off bijde capellen, alhierstaende ende al waer de clocke mede soude werden getrocken, sal verbeuren in cas van brant ofte rooverije eene somme van f.6, alles paratelijck aende gebrekige te executeren. Aldus goet gevonden en de gearresteert desen 18 Augusti ende eerstemael gepubliceert den 21e dito resp. 1661. In kennisse van mij ( W.G. Vereijck, den secretaris van Ginneken e.a.).'

De uitsmijters van ’Ome Karel’ staken bij onlusten gewillig een handje toe…

De brandstichtingen, berovingen en aanslagen op het leven werden gepleegd door de muitende soldaten en doortrekkend gespuis. De vuijle, leelicke, ongebonden en dreijghachtige woorden komen dan voor rekening van de vrienden van de Jonker. Zonder dit te willen goedpraten dienen we toch in aanmerking te nemen dat als het Jonker Charles betrof het al snel 'leelick ende ongebonden' werd genoemd. Vooral omdat de vrienden van 'Ome Karel' niet populair waren bij de toenmalige justitie, moet aan de door hen gepleegde 'wandaden' niet zo zwaar worden getild. Het werd alles bij elkaar schromelijk overdreven.

De verordening voor de burgerij om bij het luiden van de klok samen te komen bij de kerk, was organisatorisch juist gezien. Het was immers zo, dat de onlusten vrijwel altijd plaatsvonden bij de 'Vraghtwagen', dus naast de kerk. En als zij elders in het dorp plaatsvonden, dan waren de uitsmijters van de Jonker zonder meer bereid om de helpende hand te bieden en mee op te trekken naar de plaats des onheils. We mogen stellen dat in zekere zin gebruik werd gemaakt van de mogelijkheden die 'Ome Karel' ten dienste stonden. Ondanks alle moeilijkheden gingen de geplande feesten van de Jonker steevast door (wordt vervolgd).

© 2003 - Stichting Annex-50 Ginneken.
2. Het staat wel vast dat de problemen die door de Jonker in het Ginneken werden veroorzaakt vrijwel dagelijks hèt gesprek waren tussen Schout en Schepenen.
3. Geregeld braken er rond de ‘Vraghtwagen’ grote vechtpartijen uit. De meestal dronken onverlaten werden opgebracht en achter de tralies gezet. Maar het begon de spuigaten uit te lopen.
4. Ten einde raad stelde Schout en Schepenen van het Ginneken een soort ‘burgerwacht’ in. Bij onraad werd er verplicht verzameld bij de kerk aan de Ginnekenmarkt, dus bij de ‘Vraghtwagen’.