Pieter van der Meer de Walcheren woonde in de oorlog in Ginneken, ook zijn fiets werd gestolen.



1. In 1942 kwam Pieter van der Meer de Walcheren in het Ginneken wonen. In zijn huis aan de Burgemeester de Manlaan 20 hield hij een dagboek bij en beschreef hij de laatste oorlogsjaren en de bevrijding van Ginneken.
Op 16 april 1942 noteert Pieter van der Meer de Walcheren het volgende in zijn dagboek: “Wij hebben een huis in de Burgemeester de Manlaan 20 te Breda (het Ginneken was op dat moment ruim drie maanden door Breda geannexeerd - red.). Providentieel fantastisch en wonderbaarlijk geval.” De naam Van der Meer de Walcheren zal menigeen nog wel bekend in de oren klinken. Was dat niet die bekeerde priester? Het antwoord luidt ja, maar hij was veel meer dan dat.

We overdrijven niet wanneer we hem omschrijven als een groot initiator, de aanjager van de jonge katholieke schrijvers in de jaren twintig en dertig. Van der Meer was een bekeerling. Deze bewuste keuze zag hij als een soort missie. Zijn hele leven na zijn bekering heeft in het teken gestaan van het geloof en de plaats van de mens tegenover dat geloof. Van der Meer was nogal Frans georiënteerd omdat hij lange tijd in Parijs had gewoond. Hij had ook een open oog voor vernieuwingsimpulsen. Vooral op het gebied van literatuur en beeldende kunst.

“Wij gaan iedere ochtend naar de mis in de Sint-Laurentiuskerk …”

Van der Meer en zijn vrouw Christine streken in 1942 in Ginneken neer, omdat ze gedwongen waren naar andere woonruimte uit te zien door de eigenaar van hun woning in Bilthoven. Een mooie bijkomstigheid was de geringe afstand van Ginneken tot Oosterhout, waar in het klooster van Onze Lieve Vrouwe hun dochter Anne-Marie was ingetreden. De omgeving van Ginneken beviel goed. “Wij gaan iedere ochtend naar de mis van zeven uur in de Sint-Laurentiuskerk van Ginneken: steeds een volle kerk. Daarna loop ik met groot geluk in mijn hart langs het bos in het vroege licht onder de bomen langs de weiden en vergezichten terug naar huis. Het is hier prachtig.” Ondanks het bloemrijke taalgebruik van de nieuwe inwoner is het dagboek dat hij bijhield een document dat de situatie in de oorlogsjaren in het Ginneken en de omgeving goed weergeeft.

Geld is in het algemeen geen probleem voor wie toen een huis aan de Burgemeester de Manlaan kon huren, ook nu nog niet. De waarheid gebiedt te zeggen, dat de Van der Meers weliswaar niet onbemiddeld, maar zeker niet rijk waren. Het kostte het gezin dan ook moeite om het te grote huis aan te houden in de moeilijke oorlogsjaren. De vaste inkomsten, Pieter was uitgever, waren weggevallen. Lezingen en hulp van vrienden en bewonderaars hielden het gezin op de been. Daarvoor moest hij echter wel toetreden tot de Kultuurkamer van de bezetter, een misstap die velen hem kwalijk hebben genomen. Een andere bron van inkomsten was het redacteurschap van enkele kleinere bladen en de recettes van de oplagen van Van der Meers gepubliceerde boeken.

“Het is gebeurd, het lang verbeide, het onvoorstelbare: Breda is ontruimd…”

Naarmate de nood voor iedereen steeg tijdens de oorlogsjaren, ontving het gezin zelfs schenkingen van totaal onbekende bewonderaars. 'Juist op het kritieke moment komt er een enveloppe met fl 100,- gestuurd door een onbekende. 'Tijdens de oorlogsjaren blijft Van der Meer even reislustig als voor de oorlog. Misschien dat hij daarom in zijn dagboek niet al te vaak ingaat op de situatie in Breda, hij beperkt zich vaak tot algemeenheden. Pas als de situatie te gevaarlijk wordt om verre reizen te maken, richt hij zich op zijn nieuwe omgeving. Na mei 1943 raakt ook de telefoon buiten gebruik. De bevolking werd steeds meer op zichzelf teruggeworpen. De bevrijding van Breda en Ginneken beschrijft Van Der Meer zeer uitgebreid. Wat vooral opvalt, is de onzekerheid, die uit de beschrijvingen spreekt.

Nieuws was er in die tijd haast niet, of anders in ieder geval niet geheel betrouwbaar. Vaak zijn er geruchten over de vermeende snelle opmars van de geallieerden, daarna blijken de inschattingen helaas te positief. Op 4 september 1944 meldt Van der Meer dat Breda door de Duitsers is ontruimd. “Het is gebeurd, het lang verbeide, het onvoorstelbare: Breda is ontruimd.” Op dezelfde dag slaat hij de terugtrekkende bezetter gade. “Alle Duitse autoriteiten zijn vertrokken. De hoofdstraten en de wegen waren vol auto's, legerauto's, tanks, klein geschut; infanterie op gestolen fietsen.” Ook op zijn eigen fiets overigens, want die werd hem door een passerende Duitser afgenomen, toen hij de Sint-Laurentiuskerk verliet om naar huis te fietsen. “Ik hoop en verwacht dat ze van onze gammele karretjes niet lang plezier zullen hebben!” voegt hij er nogal zuur aan toe.

“De weerstand van de Duitsers is nog sterk. Zij schieten dus niet op…”

Antwerpen blijkt inmiddels bevrijd te zijn, wat de hoop op een snelle doorbraak in Breda nog doet toenemen. Nog steeds denkt hij, dat de stad niet verdedigd zal worden. “Allervreemdste dagen. Wij leven in het luchtledige, in het onwezenlijke. Breda is totaal geïsoleerd; geen treinen, geen bussen, geen post, geen telefoon. Het is alom stil.” Op 7 september ‘44 vraagt hij zich verontrust af of de bevrijders wellicht zijn teruggedrongen. “Het is wel zoals ik dacht: De Engelsen staan voor het Albertkanaal en de weerstand van de Duitsers is nog sterk. Zij schieten dus niet op. Geduld!” De zaken nemen een andere wending. Van der Meer krijgt op 27 september inkwartiering van Duitse soldaten. De post blijft wat achter in die tijd, maar voor ons is het toch nauwelijks voor te stellen, dat een brief naar Oosterhout zes dagen onderweg zou zijn.

Ook de ongerustheid omtrent het lot van zijn dochter Anne-Marie neemt toe naarmate de oorlog dichterbij komt. Oosterhout zelf is dan in het geheel niet te bereiken voor hem; men mag niet over de brug. Op 13 oktober vindt er een bombardement plaats in de buurt van de Burgemeester de Manlaan (bedoeld wordt het bombardement op Bad Wörishofen - red.). “Veel doden en gewonden”, meldt het dagboek. De inkwartiering heeft nogal wat van Van der Meers zenuwen gevergd, want uit angst is hij zelfs Duitse boeken gaan herlezen. Op 27 oktober blijken de soldaten ineens te zijn vertrokken. “Goddank”, voegt hij er nog aan toe. “De geallieerden naderen. De volgende dag zijn zij vlakbij. Af en toe meen ik de inslag van Engelse granaten te horen”, schrijft hij. “Er zijn hier in de buurt enkele doden en gewonden.”

“Deze soldaten zijn rustig, zonder het harde Duitse geschreeuw…”

De nacht brengt het echtpaar door in de woonkamer. Pieter slaapt op een matras op de grond, zijn vrouw Christine op de bank. Op 30 oktober is het dan eindelijk zover, Breda is bevrijd. De eigenlijke bevrijding heeft een dag eerder plaatsgevonden, maar Van der Meer is binnenshuis gebleven. De opluchting is groot, ineens is de jarenlange beproeving voorbij. “De Tommies zijn prachtig. Deze soldaten zijn rustig, zonder het harde Duitse geschreeuw.” Ook materieel gezien worden de eerste levensbehoeften snel verspreid. “Wij hebben al Engelse sigaretten”, juicht de kettingroker opgetogen in zijn dagboek. Wanneer Van der Meer de straat opgaat, ziet hij pas wat voor enorme ravage er is aangericht. “Ik ben naar de mis geweest. Overal staan tanks. De Ginnekenweg is zeer getroffen. Ook de kerk.”

“De bevrijding heeft een hoge tol geëist. De wederopbouw kan nu aanvangen.” Het optimisme van Van der Meer blijkt echter al snel verdwenen. Het saamhorigheidsgevoel van tijdens de oorlog is verdwenen en ingeruild voor de standpunten van vóór de oorlogsjaren. De hokjesgeest stuit Van der Meer zeer tegen de borst. “Zij is niet schoon de mentaliteit van dit ogenblik in de kleine stad Breda, want Breda is een stad van kliekjes en standen die fel tegen elkander gekeerd zijn. Het gewone leven wordt hervat in al zijn lelijkheid en benauwde kleinheid van naijver, afgunst, kwaadspreken en lasteren.” Nog ongeveer tien jaar woonde Van der Meer tegenover het Mastbos. Toen zijn vrouw in 1953 stierf, trad Pieter in het klooster van Oosterhout in, waar hij de laatste vijftien jaar van zijn leven sleet.

2. Direct na de oorlog schreef Pieter van der Meer de Walcheren over Breda: “Zij is niet schoon de mentaliteit van dit ogenblik in de kleine stad Breda, want Breda is een stad van kliekjes en standen die fel tegen elkander gekeerd zijn.”
3. Op 29 oktober 1944 kwamen de Poolse militairen via de Valkenierslaan Ginneken binnen. Gesteund door tanks werd Ginneken bevrijd. Dat leidde tot uitbundige vreugde.
4. De kerk in de Duivelsbruglaan werd een week voor de bevrijding bij het bombardement op het kuuroord Bad Wörishofen door een bom getroffen en zwaar beschadigd (zie het betreffende artikel in dit hoofdstuk)