In 1977 gaf Minister Dries van Agt persoonlijk zijn toestemming voor de Baronale garde in Ginneken



Meteen toen Baron Jean Bernard van den Bilt le Dernierre du Moment, in 1968 in Ginneken aankwam, gaf hij opdracht een burgerwacht op te richten. Eenzelfde burgerwacht als zijn grote voorvader Charles in de zeventiende eeuw ook had om bij de ‘Vraghtagen’ op de Ginnekenmarkt herrieschoppers in toom te houden. Maar voor Baron Jean Bernard gold het meer voor de sier. Dus weldra verscheen er een kleine garde met aan het hoofd een luitenant-kapitein-generaal.

Door de voornoemde Baronale beslissing dreigde Baron Pièrre Philippe Légume des Oncles in het jaar 1977 in grote problemen te komen. De vergunning voor de Baronale Garde bleek zoek te zijn. Zoals het ook nu nog in hoge kringen gebruikelijk is, richtte Baron Philippe zich hoger op. Het probleem werd per brief voorgelegd aan de toenmalige Vice-Minister-President der Nederlanden tevens Minister van Justitie, Dries van Agt.

Het probleem werd binnen een maand op een beschaafde wijze opgelost…

De Baron vroeg Van Agt de Baronale Garde in stand te mogen houden. Twee brieven waren er nodig om de zaak te regelen. De brieven zijn geschiedenis geworden en zeer opmerkelijke documenten. Begin jaren tachtig is er door het hof van Mijnheer de Baron nog een poging ondernomen om het voorval in de boekjes der vaderlandse geschiedenis opgenomen te krijgen. Maar dat is mislukt. Van de huidige Baron Françooi Patrick Maître du Moulin et de la Commédie le Dernièrre du Moment hebben we toestemming gekregen om als eerste de twee brieven uit 1977 te publiceren.

Le Collège de Protocole
et la Chancellerie


Aan: Zijne Excellentie de Ministers Justitie, A.A.M. van Agt.

Ginneken, Januari 1977

Excellentie,

Is het den komende leut welke ons een weinig opgetogen doet zijn? Of is het den spanning van het naderkomende carnaval in Februari of den komende verkiezing in Mei? Geenen oordeel valt hierover te vellen. Wel staat vast dat wij allen hopen op eenen goede afloop, omdat Uwer alzo onze inspanningen er op zijn gericht grote zaken te dienen. Wij moeten hierbij vaststellen dat van eenige nuance gesproken dient te worden. Daar waar het Uwer taak is 's lands ingezetenen bij voortduring te wijzen op de ernstige zaken des levens, is het aan onze dierbare Heer Baron Pierre Philippe Legume des Oncles le Dernierre du Moment zijne onderdanen gedurende eenige dagen 's jaars den kommer en kwel te laten vergeten.

Zonder den eerbaarheid te vergeten, stippen wij daar onmiddellijk bij aan: Mijnheer de Baron staat er om bekend dat hij een carnavaleske grap of snier weet te waarderen, maar den stijl en 't fatsoen dienen daarbij nimmer uit het oog te worden verloren. Hij kan daarom bij een ingebreken blijven zeer gestrengelijk optreden.

Maar komaan, laat mij niet in mijnen fout vervallen te zeer in details te willen treden. Uwer tijd zal U niet in zeer ruime mate zijn aangemeten om zulks te moeten aanhoren. Terzake dus! Ter Uwer informatie moge ik hierbij voegen eenen door ons vervaardigd boekwerk welke den handel en wandel der Ginnekense Baronnen verhaalt. Is het Uwer behoefte om U na eenen zware dagtaak een wijle te ontspannen, dan moge ik U in alle bescheidenheid raden U hierin te verdiepen. Alzo doende komt U, op eenen genoegelijke wijze aan de weet uit welk een nobel geslacht onze Baronnen stammen. Edoch, het Hof gaat gebukt onder kommervolle zorgen. De rechten van den oude adel zijn deerlijk in verval geraakt en den schatkist baart, gelijk de Uwe, grote zorgen.

Eén van deze rechten stamt uit 1661. Uit den tijd van den eerste Ginnekense Baron Charles, dewelke door het profanum vulgus 'Ome Karel' werd genoemd. Van hem wordt verhaald dat hij in 1661 kond heeft gedaan dat de Ginnekense Baron er eenen civiele garde op na mag houden. Dit om zijn nobel lijf te beschermen en het houden van eenige orde te kunnen waarborgen. Nu wil het ongelukkige feit dat den schriftelijke toestemming hiertoe niet bij den erfstukken is terug te vinden. Dat neemt niet weg dat wij, om redenen welke hiervoor werden genoemd eenen garde voor onze Baron hebben geformeerd, uitgaande van het recht dat ons gekend is.

Deze Baronale garde, bestaande uit elf gardeniers die worden geleid door eenen zéér nette en oppassende Luitenant Kapitein, functioneert tot volle tevredenheid van Mijnheer de Baron. Edoch, de illegaliteit van dezer garde, zulks op den keper beschouwd, doet ons gemoed een weinig bezwaren. Het is ons bekend dat ter dien zaken eenen toestemming van node is van de Staat der Nederlanden. Het is daarom dat wij U beleefd verzoeken de oude rechten van weleer met Uwer toestemming te willen wettigen. Het moge leiden tot geene twijfels dat geen andere wapens dan hellebaarden zullen worden gevoerd. Wij zouden hiervan, zo U dit wenselijk moge achten, den scherpe pieken en kanten een weinig kunnen afvlakken.

Voorts zouden wij graag, indien wij met de inwoners van Breda in onmin zouden komen of met andere aanpalende mogendheden, eenige confettikanonnen willen inzetten. Niet dat zulks er inzit, maar Breda werd tijdens den annexatie van ons Ginneken een liberaal bolwerk genoemd en dan mag men alles verwachten. Doch het inzetten van dier kanonnen vindt in uiterste noodzaak plaats, zo stellen wij vast.

Tot zoverre ons verzoek aan Uwe excellentie gericht. Mogen wij in den hoop verkeren van U eene welwillende beslissing tegemoet te zien? Als het U tot de mogelijkheden behoort tegen het einde deze maand, want er dient nog fiks geoefend te worden tegen dat carnaval losbreekt. U bijvoorbaat hiervoor dankzeggend, dit mede namens onze Geëerbiedigde Heer Baron, tekent, dit met de verschuldigde eerbied en hoogachting,

Jonker W. G. Siegmund,
Grootvizier in dienst van Mijnheer de Baron.

Dat ten Haagse ministeriële burelen ook voortvarend en snel gewerkt kan worden, bewijst de onderstaande brief die binnen één maand door het Baronale hof werden ontvangen. Zij bevatte niet alleen geruststellende berichten voor Mijnheede Baron, dus voor Barons garde, maar speciaal voor de Luitenant Kapitein, die zijn belangrijke baan gered zag. Gelukkig maar, want hij had al aangekondigd bij een afwijzing zelf wel eens naar Den Haag te zullen gaan om daar orde op zaken te gaan stellen. Vice–Premier Dries Van Agt liet persoonlijk weten dat de Baronale garde zijn zegen had, leest u zelf maar.

VICE-MINISTER-PRESIDENT
MINISTER VAN JUSTITIE


's Gravenhage, 4 februari 1977.

Hoogheid,

Over Uwen brief dewelke de datering januari 1977 draagt heb ik mij slechts zeer kortstondig behoeven te beraden. Gij verzoekt om mijn consent tot het vormen van een civiele garde ten dienste van Uwen dierbaren Heer Baron Pierre Philippe Legume des Oncles le Dernierre du Moment. Uw verzoek beschouwend heb ik, zoals gij zult verstaan, mijn blik even gevestigd op de Wet op de Weerkorpsen, maar kwam alras tot de slotsom dat de edele diensten die gij U voorstelt terwille van den Baron te doen verrichten door de gestrenge bepalingen van deze aloude wet niet worden bestreken. Gij gewaagt immers van het optreden van een civiel gevolg welke leden geen wapen, hoe gering ook in gordel of ransel zullen voeren, zijnde hun bedrijvigheid slechts op het stichten van vreugde en vrede gericht.

Daarboven zal dit edele elftal van gans onbesproken gardeniers naar gij schrijft - en waarom zou ik niet langer het woord van een edelman geloven - onder het gezag staan van eenen zeer netten en oppassenden luitentant-kapitein. Hem zij deze zeer vertrouwelijke taak in volle vertrouwen gelaten! In het vertrouwen dat U mijn goede wensen mede voor Uwen Heer Baron wilt aanvaarden, groet ik u zwierig.

Mr. A.A.M. van Agt.

Baron Pièrre Philippe Légume des Oncles le Dernierre du Moment was buitengewoon in zijn schik met het bericht. De Baronale garde kreeg onmiddellijk nieuwe costuums aangemeten, terwijl de toenmalige luitenant-kapitein, H. van den Beuckelaer tot Jol, werd bevorderd tot maar liefst luitenant-kapitein-generaal.

Voor een overzicht van het Ginnekens Baronale carnavalsprogramma 2003, klik dan even in de rechter kolom van onze website direct onder het kopje 'over het Ginneken'.