Als verzoenend gebaar schonk Mijnheer de Baron aan de gemeente Breda een historisch monument.



1. Door leden van t Lestogenblik werd de borstwering van t Leijke opgeknapt en het sterk in verval geraakte hekwerk door een nieuw vervangen.
In 1980 waren er maar liefst twee jubilea te vieren. Baron Jean Claude des Mains et de la Matierre gaf ’t Lestogenblik’ opdracht daarvoor een monument te vervaardigen. Plaats van de plechtige onthulling: de Ginnekenweg, een steenworp van het Oranjeplein. Daar bevond zich de oude grens tussen Breda en het in 1942 geannexeerde dorp Ginneken. Bij een felle oostenwind vond in 1980 ‘ter verzoening’ de onthulling plaats van het vele jaren woekerende grensgeschil.

De hoofdpersonen bij de onthulling waren de burgemeester van Breda (W. Merkx), de burgemeester van Nieuw Ginneken (M. v.d. Ven) en Baron Jean Claude des Mains et de la Matiere le Dernierre du Moment, Baron van het Ginneken en 't Lestogenblik. Onderwerp van aandacht was een herinneringssteen (een monument) die niet alleen de vele jaren van het annexatiegewoel symboliseert, maar ook gewag maakt van het 22-jarig bestaan van de Ginnekense carnavalsorganisatie 't Lestogenblik en het 300-jarig bestaan van het Ginnekens carnaval.

Mijnheer de Baron zelf verricht zelf natuurlijk geen werkzaamheden…

Ginnekense geschiedvorsers binnen 't Lestogenblik hadden niet alleen geconstateerd, dat de voormalige grens tussen het Ginneken en Breda (het riviertje 't Leike') jaren geleden al was gedempt, maar ook dat de nog aanwezige borstwering van het bruggetje aan de Ginnekenweg er maar armetierig bijstond. Het eens zo fraaie smeedijzeren hekwerk was voor het grootste deel gesloopt, de stenen borstwering zelf werd met de ondergang bedreigd. Toen de Bredase wethouder H. van Dun en Ginnekenaar R. v.d. Berg (eigenaren van bedoelde borstwering) hun medewerking hadden toegezegd, kon aan het definitieve plan worden begonnen. Een blijvend monument met de annexatie van het Ginneken in 1942 als hoofdonderwerp.

Zoals het binnen 't Lestogenblik bij voortduring gebruikelijk is, zelfs met ernstige regels is voorgeschreven, werd Mijnheer de Baron Jean Claude des Mains et de la Matierre van het plan op de hoogte gebracht. Daarbij werd vanuit het bestuur van 't Lestogenblik het eerbiedige verzoek gevoegd het heft voor de toekomstige grote gebeurtenis in de Baronale handen te willen nemen. Dat was niet meer dan een eerbiedig doch symbolisch verzoek. Het mag duidelijk zijn dat de Ginnekense Baron zelf geen werkzaamheden verricht. Dat laat hij doen. Op 25 juli van het jaar 1980 ging het volgende Baronale schrijven uit naar alle betrokken functionarissen van de annexatie van Ginneken in 1942.

De Burgemeester der Stad Breda,
de Hoogedelachtbare Heer W.J. Merkx,

De Burgemeester der gemeente Nieuw-Ginneken,
de Edelachtbare Heer M.J.H. van de Ven,


Hoogedelachtbare Heren,

Als de zon hoog aan het zwerk staat, den boterbloem gele vlekken tovert tussen den groene grassprieten, den Leeuwerik dolle kapriolen maakt om aan zijne kost te komen, vervult ons gemoed zich met een zekeren gelatenheid. Zo is het goed, mijmeren we in stilte, den tijd zoude nu stille moeten staan, geenen lust bekruipt ons om op zulk eenen ogenblik ver in het verschiet te zien. Nog minder terug te blikken op den tijd die achter ons ligt. Het ten leste genoemde was vervuld met te veel problemen. Het ten eerste heeft eenen onzekeren mantel aan, waaronder teveel verborgen blijft. Zulk eenen van zorg ontdane houding is U niet beschoren. Den zorg dewelke op uwe schouders rust, de verantwoordelijkheden waarmede U zichzelve belast weet, laat eenen zorgeloze houding niet toe.

Bij voortduring dient U den last dewelke voortkomt uit hetgeen is geweest, of dewelke in het verschiet Iigt tot de Uwe te maken. Weinigen zal het tot eenen zorg zijn ofte deze last U niet te machtig worde. Zo is den mensch, hetgeen hem niet tot verschoning strekt. Doch laat het U tot eenen troost zijn dat U niet den eenigen zijt dewelke het niet beschoren is eenen luchtigen houding aan te nemen. Ook in ons gemoed spelen te veel zaken die ons bij voortduring bezig houden. Wel dient hier ter verduidelijking te worden gesteld dat zij van een gans anderen aard genoemd moeten worden. Edoch zorgen zijn zorgen. Niet den aard maar den omvang staan ter bepaling voor dewelke mate men daaronder gebukt gaat.

Voor U is het wellicht verwonderlijk te vernemen dat eenen van Uwer voorgangers den bron veroorzaakte voor onzen zorg en dat U het alleen zijt dewelke hieraan eenen eind zoude kunnen stellen. Zulk eenen daad stellen zoude U alleen al tot een nobel mensch verheffen, daarbij ten snelste toegevoegd dat U als zodanig door ons toch al beschouwd wordt. Doch laat ons klaren taal gebruiken en U niet in nieuwsgierigheid laten. Het was rond 1880 dat de stad Breda bestuurlijk het oog liet vallen op het schone grondgebied Ginneken. Ongerept lag daar nog den maagdelijke grond dewelke Breda van node had. Om huizen op te bouwen voor hare inwoners. Ook om fabrieken te stichten voor hare opkomende industrie.

Doch ziet, Ginneken wilde van geenen wijken weten, geen duimbreed prijsgeven van den grond zonder dat daarvoor eenen strijd tot het uiterste om zoude zijn gevoerd. Deze strijd is nu om en te nabij eenen eeuw geleden losgebarsten. Wij behoeven U niet te verhalen, dat bij eenen wil tot annexatie tal van hoge Heren uit den lande betrokken geraken: den Heer Minister President, den Heer Minister van Binnenlandse Zaken, den Heer Commissaris der Koningin voor Noord-Brabant. En ten leste de Heren Burgemeesters van dier gemeentes die in last zijn. Hunne hoge posities geven hen binnen den annexatiestrijd eenen beslissende bevoegdheid. Gij kent door Uwe functie den zwaren weg dewelke dan begaan dient te worden.

Wij hebben de vele stukken over den Ginnekense annexatie ten zeerste bestudeerd. We hebben telkenmale den nederlaag kunnen lezen dewelke den Heer Burgemeester van Breda te verwerken kreeg. Wij hebben ook kunnen constateren dat den strijd, gelijken tred houdende met den tand des tijds, grimmig van karakter werde. Onheuse taal, somtijds tegen het onwelvoegelijke aan, werde van beide zijden gebezigd. Beschuldigingen, dewelke ons nu doen blozen, dienden als wapen in den fellen strijd. Den indruk dewelke uit de documenten kan worden opgemaakt staat pal. Men was niet langer malkanders vrienden. Zelfs van eenen goede nabuurschap kon niet meer gerept worden.

Ook den Heer Minister van Binnenlandse Zaken, alsmede den Heer Commissaris der Koningin voor Noord-Brabant, beiden toenmalig dienend, werden vreemde Zaken aangemeten. Zij zouden met eenen niet oirbaar zijnd gemak Ginnekens grondgebied hebben willen doen toekomen aan het Bredase. Eenen zware beschuldiging was het dat daarvoor den hulp van den Duitsche bezetter zoude zijn ingeroepen. Het ware ons meer dan eene opluchting uit onze studiën te kunnen constateren dat zulks beter niet gesteld had kunnen worden omdat geene grond daarvoor is aan te wenden.

Wij willen zeker geen oude wonden openrijten. Den reden dewelke ons aanzet tot het vernoemen van enige feiten, komt voort uit onzen wil aan te duiden hoe hard en hoe lang den annexatiestrijd tussen Ginneken en Breda gevoerd werd. Dat was tot 1 januari 1942, een bijkans zestigjarige 'oorlog' tussen naburen. Op die eerste januari 1942 werd den annexatie een feit, hetgeen door Ginneken als eenen rampspoed werde ervaren. Het fraaie dorp werd aan den grond van Breda toegevoegd. Den "Leye", eens Ginnekens grens, was sindsdien niet meer dan eenen beek, dewelke onverstoord voortkabbelde in den richting van den IJpelaarsen grond.

Oude Ginnekenaren verhaalden mij dat het geluid van dezen stroom ook niet meer hetzelfde was dan voorheen. Haar sprankelend kabbelen zoude nu zijn onderbouwd met eenen treurend geluid. Ik rep mij echter te verklaren dat ik niet voor den waarheid dezes insta. Mijnen gehoor is niet zodanig ontwikkeld dat mij zulk eenen constatering is beschoren. Van het grondgebied dat na den annexatie overbleef werde de gemeente Nieuw-Ginneken gevormd. Dat is ook nu nog eenen schone gemeente. Overschouwen we nu den huidigen situatie en vergelijken we deze met die van weleer, dan zien we eenen Ginneken dewelke binnen den bevolking nog kan bogen op eenen zekeren zelfstandigheid.

Is het door den hard gevoerden strijd, den tegenwicht vanuit 'het dorp' dat bij den Bredase bestuurderen eenen zwak voor dit volksdeel heeft laten opbloeien? Als willen zij iets goed maken, laten zien dat zij nog niet zo slecht zijn als zij werden afgeschilderd? Wij weten het niet, men zou dit aan Breda zelf dienen te vragen. Hoe ook gesteld, Breda kan worden aangemerkt als eene goede 'stiefvader' voor het Ginneken. Zeker ook den Heer Burgermeester ( W. Merkx – red.) dier stad, die ten onzent zijn woon koos. 'Waarom dan deze brief?', zult u opmerken. 'Ware het niet beter dat U zich overgaf aan eenen zekeren gelatenheid waarover U in den aanhef van dezen brief repte?'

Wat ons als eenen last op het herte blijft liggen is niet den felheid van den gevoerden strijd. Ook niet de over en weer gestelde beschuldigingen. Den gram dewelke dit opwekte is allengs met den tijd verdwenen. Wel fel steekt af het feit dat partijen zich nimmer met malkander verzoenden. Als eenen handdruk, eenen begin voor eenen nieuwe en wellicht betere tijd. Voor zulk eenen daad is het nu meer dan tijd en wij verstouten ons daartoe het initiatief te nemen. Ons 'Huis', dat van het adellijke geslacht 'Le Dernierre du Moment', vertoeft nu ruim drie eeuwen te Ginneken. Den huidigen carnavalsstichting met den toepasselijken naam 't Lestogenblik, viert komend jaar heur tweeëntwintigjarig bestaan.

Tussen den huidigen Baron, dewelke nog door den familie in Parijs benoemd dient te worden en het bestuur der stichting werd het plan beraamd aan den Ginnekense bevolking een monument cadeau te doen. Mijnheer de Baron heeft gekozen voor hetgeen ik U mag kond doen. Van Breda hebben wij den toestemming bekomen om de nog aanwezigen borstwering van 'De Leye ' (in den volksmond 't Leike' genaamd) te doen restaureren. Daarin zal eenen steen worden geplaatst dewelke niet alleen rept over den gevoerde strijd maar ook van den verzoening dewelke ten leste tot stand is gebracht. Omdat uwen voorganger met den annexatie van doen had, verzoeken wij, nederig zijnde van gemoed, hieraan te willen meewerken.

Wij zouden graag van U den toestemming bekomen zulks, in den bedoelden zin, met gebruikmaking van uwe naam te mogen uitvoeren. Voorts zijn wij van zinnen den steen, of liever gezegd zijnde het monument, te onthullen op zaterdag den eersten november dezes jaar (1980 - red.). Wij zouden het ten zeerste op prijs stellen indien U en Uwen eega daarbij aanwezig zouden willen zijn. Den juiste tijd dient nog te worden gesteld, doch zal in den namiddag vallen. Mijnheer den Baron, zo is zijne toezegging, zal zich (als immer) eene goede gastheer betonen.

Met schroom verstouten wij ons U te verzoeken ons een spoedig bericht te geworden. Het vervaardigen van den steen, den tijd die daarin steekt, is daarvoor den oorzaak. In den hoop verkerend dat den verzoening dien glorie moge krijgen dewelke wij beogen en U op voorhand dankend voor Uwen rol daarbinnen, tekent met de meest verschuldigde hoogachting,

Grootvizier in dienst van Mijnheer de Baron,
Jonker W.G. Siegmund.

Plechtige onthulling door de burgemeesters Merkx en Van de Ven…

De onthulling van het monument aan het Oranjeplein vond plaats op zaterdag 1 november 1980. Beide burgemeesters repten in hun toespraken over het leed en de gram door de annexatie in 1942, die al lang in vriendschap waren omgezet. Ook Mijnheer de Baron Jean Claude des Mains et de la Matierre sprak verzoenende woorden. Na de plechtigheid trok het gezelschap zich terug in café Regina (nu café Klaarenbeek) om het glas te heffen op de verzoening tussen Ginneken en Breda, alsmede en Ginnekense jubilea die toen gevierd werden.

2. Voor de onthulling van de herdenkingssteen liet Mijnheer de Baron Jean Claude des Mains et de la Matierre het monument door enkele leden van de Baronale Garde bewaken.
3. De burgemeesters van Breda (W. Merkx) en Nieuw-Ginneken (M van de Ven) verwijderden samen met Mijnheer de Baron de vlag van het monument.
4. Burgemeester W. Merkx van Breda had het in zijn toespraak over leed en gramschap door de annexatie van Ginneken in 1942 die al lang in vriendschap waren omgezet.
5. Ook burgemeester Van de Ven sprak verzoenende woorden, hij wist toen nog niet dat Nieuw-Ginneken 17 jaar later ook door Breda zou worden geannexeerd.
6. In de jaren negentig moest de vroegere borstwering plaats maken voor een appartementencomplex. In de muur op vrijwel dezelfde plek werd de herdenkingssteen opnieuw ingemetseld.