Tegenover Laurentiuskerk aan de Ginnekenweg was vanaf 1870 een kunstwolfabriek gevestigd.



1. Antonia Dirven, geboren te Ginneken in 1878, was na het overlijden van haar man Martinus de Beer in 1889 de laatste eigenaar van de kunstwolfabriek tegenover de Laurentiuskerk aan de Ginnekenweg. (Foto: collectie mevrouw E. Beljaars de Beer, Loon op Zand).
Rond 1850 bestond de Ginnekense industrie uit een tweetal kunstwol-fabrieken. De eerste heeft gestaan aan het Fabrieksstraatje, een zijstraat van de Ulvenhoutselaan en was eigendom van Anthony Oomen. Hij bezat daar een groot fabriekscomplex. Deze kunstwolfabriek heeft tot 1880 bestaan en is rond die tijd afgebroken. In het jaar 1869 werd aan de Ginnekenweg tegenover klooster ‘Sint Frans’ van de zusters een nog veel grotere kunstwolfabriek gebouwd.

Deze kunstwolfabriek werd opgericht door Marinus de Beer uit Tilburg op de plaats, waar sinds 1920 het herenhuis Ginnekenweg 350 staat. Voor 1869 was hier de bakkerij gevestigd van Jan Otten. Achter het huis van bakker Otten werd de fabriek gestart, waarin uit lompen het kunstwol werd vervaardigd. Oorspronkelijk bestond het bedrijf uit een wolpluizerij, een ververij en de kunstwolfabriek. De fabriek was uitgerust met een stoommachine van 4 pk inclusief een stoomketel. De rookgassen uit de stoomketel werden via een 12,5 meter hoge schoorsteen naar buiten afgevoerd.

De 12,5 meter hoge schoorsteen gaf veel overlast aan de omgeving.

Door de houten gebouwen en de rieten daken in de omgeving van de fabriek was er een grote kans dat er brand kon ontstaan door de vonken die uit de lage schoorsteen kwamen. De Beer bood aan de rieten daken van pannen te voorzien en de stoomketel te optimaliseren. Dit alles gaf echter weinig resultaat. Reden waarom De Beer in 1872 een vergunning aanvroeg voor een nieuwe fabriek op een stuk grond dat verder weg van de Ginnekenweg was gelegen. In de nieuwe fabriek kwam ook een grotere stoomketel te staan en een stoommachine van maar liefst 12 PK. Door deze installatie werden een aantal machines aangedreven voor de vervaardiging van kunstwol, kunstkatoen en voor de zuivering van kapok.

De hierboven beschreven kunstwolfabriek stond achter de tuin van het eerder genoemde pand Ginnekenweg 350. De oude fabriek werd verder als opslagplaats gebruikt. In de daarop volgende jaren werd het bedrijf verder uitgebreid, zowel in noordelijke als in zuidelijke richting. In het noorden werd de fabriek begrensd door de poort welke nu nog bestaat tussen de huizen Ginnekenweg 346 en 344. Om in zuidelijke richting de fabriek te kunnen uitbreiden (richting Ginnekenmarkt) kocht directeur de Beer het huis Ginnekenweg 352. In 1892 werd een nieuwe fabriek gebouwd en grond tot aan de Mark aangekocht, zodat uitbreiding altijd mogelijk zou zijn. In 1889 overleed Marinus de Beer op de leeftijd van 54 jaar. Zijn zoon Johannes de Beer leidde de fabriek verder.

Grote en kleine brandjes waren in de fabriek aan de orde van de dag…

De fabriek brandde in 1890 voor een groot gedeelte af, maar werd binnen korte tijd herbouwd. Dat gebeurde door de pas opgerichte firma Verlegh die zich ook aan de Ginnekenweg had gevestigd. De gemeenteraad van de gemeente Ginneken en Bavel stelde de eis dat het complex geheel uit steen en ijzer moest bestaan. De zaken gingen goed, want in 1892 werd de fabriek opnieuw uitgebreid, nu in de richting van de Ginnekenmarkt. In het nieuwe gebouw kwam een installatie voor het drogen van lompen door middel van luchtcirculatie, verhitte lucht die werd geproduceerd middels een stille ventilator. In deze nieuwbouw werden de lompen ook gezuiverd, gesorteerd en opgeborgen. Voor deze laatste uitbreiding was door de gemeente een vergunning afgegeven onder zeer strenge voorwaarden.

Er moest bijvoorbeeld een brandblusinstallatie worden aangeschaft. Andere voorzieningen hadden tot gevolg dat er door omwonenden minder klachten werden ingediend, dus de overlast in het centrum van Ginneken was een stuk verminderd. In 1898 bestond de personele bezetting uit: negen kinderen, veertien vrouwen en zeven mannen. In 1902 verplaatste de zoon van De Beer de fabriek naar Terheyden. De weduwe van de Beer verkocht het fabriekscomplex aan de Ginnekenweg aan Verlegh. De gebouwen werden afgebroken en de vrijgekomen grond werd verkocht aan een zekere Van der Stolk die er een tuinderij op vestigde. Op deze grond staat nu de serviceflat “De Marckhoek”.

De oudere Ginnekenaren spreken ook nu nog over het ‘fabriekstraatje’…

Van de fabriek aan de Ginnekenweg is niets meer terug te vinden. De poort tussen de panden Ginnekenweg 344 en 346 is de laatste herinnering aan een bedrijf midden in het rustige dorp Ginneken. Ook de andere fabrieken in het centrum van Ginneken zijn in het begin van de twintigste eeuw verdwenen. De laatste was de houtzagerij van de firma Van Dijk aan de Ginnekenweg, vlak bij het Oranjeplein. Ouderen onder ons zullen zich dat nog wel herinneren. Dit stukje Ginnekense geschiedenis zijn we begonnen met u te vertellen over de vestiging van een kunstwolfabriek aan het Fabrieksstraatje, een zijstraat van de Ulvenhoutselaan. Het straatje is er nog en is voor wat betreft haar naam bij de Ulvenhoutselaan getrokken. Maar in de volksmond heet het nog steeds Fabrieksstraatje - Jan Schellekens.

2. Het nu nog aanwezige straatje van de Ulvenhoutselaan waar vroeger een kunstwolfabriek heeft gestaan wordt in de volksmond nog steeds het Fabriekstraatje genoemd.
3. Tussen de panden Ginnekenweg 344 en 346 is nog de doorgang te zien waar je vroeger bij de kunstwolfabriek kon komen. In het pand links is nu café ‘Mijnheer Dijkstra’ gevestigd en in het pand rechts ‘Douw Decors’.