Lantarenopsteker brak zijn nek, bessenvrouwtjes naar het Mastbos, gratis ritje met de paardentram.



1. Op het eind van de middag gingen de bessenvrouwtjes met hun karretjes over de Baronielaan naar de Hero-fabriek. Ze liepen dan langzaam om de bewoners in staat te stellen een mandje bessen te verkopen.
Op de Baronielaan waren in de jaren 1922 - 1930 lantaarns die op gas ‘liepen’. Ze stonden aan beide kanten van de laan op een paar honderd meter van elkaar. Tegen schemertijd verscheen er plotseling een man op de fiets. Hij droeg op zijn schouder een houten ladder. Na bij een lantarenpaal te zijn aangekomen klom hij met in één hand een doosje lucifers tree voor tree de ladder op om het licht in de lantarenpaal aan te kunnen steken.

Boven aan de lader werd de glazen kap werd naar beneden gedrukt, hij trok aan een koordje, de lucifer er bij en de gaslantaarn was aan. Zo fietste de man van de ene naar de andere lantarenpaal. Als klein jochie zag ik vaak dat hij vlak voor sigarenmagazijn De Baronie (Baronielaan 249) met z’n ladder in de lantarenpaal klom. Op een kwade dag kwam er over de Baronielaan een van de toen nog schaarse auto’s aanrijden, vermoedelijk zonder of met slechte verlichting. De auto reed tegen de ladder van de lantarenaansteker. De man viel naar beneden, brak zijn nek en was op slag dood. Het duurde vrij lang voordat de politie was gearriveerd. De volgende dag stond er over dit ongeluk een kort stukje in de Bredasche Courant, de voorloper van dagblad De Stem.

Gratis meerijden achter op de paardentram, vaak ook voor een mep…

In het boek van ‘Annex’ over de Ginnekense paardentram staan diverse foto’s van de paarden- en de ponytram. Lezers van mijn leeftijd kunnen zich misschien nog herinneren dat de maatschappijen van de Ginnekense en Bredase paardentram in 1920 na veel problemen samen zijn gevoegd. Een van de remises van de Bredase paardentram was aan de Baronielaan, tegenover de Chasséstraat. Dat was toen nog een groot weiland. Later kwam daar de garage van vader en zoon Vermeulen met ‘n taxibedrijf, stalling voor auto’s en men kon er ook auto’s huren. De eerste autobus die ik langs zag rijden op de Baronielaan, had aan de achterkant boven de uitlaat ‘n ijzeren ladder, zodat de chauffeur op het dak kon klimmen. Als schoolkinderen, fietsend van en naar school, hielden we ons vast aan die ladder en hoefden we niet te trappen.

Vanaf het station in Breda kon men plaatsnemen in de paardentram. Ik weet nog precies langs welke straten de tram reed. Via de Willemstraat, Sophiastraat, Boschstraat, Veemarktstraat, Grote Markt, Ridderstraat, Ginnekenstraat, Van Coothplein, Nieuwe Ginnekenstraat, Wilhelminastraat en de Baronielaan kwam je bij Hotel Mastbosch. Vandaar ging het langs Hotel Dennenoord naar de Ginnekenmarkt. Meestal reed er een wagen met één knol per kwartier, maar ‘s morgens om half negen ging ‘de schooltram’, twee wagens met twee paarden. Vaak sprongen we dan aan de achterkant op de tram om gratis mee te rijden. Als de conducteur dat zag, probeerde hij je met zijn houten kaartjesplank een harde mep te verkopen.

De bessenvrouwtjes verdienden in de zomer een mooi centjes bij…

Ook gingen we, als we in de tram meereden, op het achterbalkon ‘wippen’ en als dit in cadans ging, kwamen de voorste wielen omhoog en liep de tram uit de rails. Als kinderen hadden we dan de grootste lol. Dan had je nog de ponytram met zes zitplaatsen, drie aan drie met de ruggen tegen elkaar. Dat was smalspoor en voor vijf cent reed je dan van Hotel Mastbosch (eigenaar de heer Das) langs Hotel Dennenoord naar de Ginnekenmarkt (eindpunt). In Hotel Mastbosch hangen ook nu nog grote foto’s van de paardentram en de ponytram. Een geliefkoosd uitstapje was met de ‘Jan Plezier’. In Hotel Mastbosch mocht je als kind gebruik maken van de schommels, ringen en wippen. De grootste traktatie tijdens warme dagen was dan een kogelflesje limonade voor 15 cent.

Op latere leeftijd mocht je met je ouders gaan dineren in Restaurant Boschhek, eigenaar de heer Kruijff en oberkelner Willem. Dat was aan het begin van de Overaseweg. Nu kom ik op erg bekend terrein, want aan beide kanten van deze weg heeft zich vroeger heel wat afgespeeld. Begin jaren ‘30 zag men in de zomertijd vele vrouwtjes met handwagens over de Baronielaan richting Mastbosch lopen om daar zwarte bosbessen te plukken voor de Herofabriek in Breda. Vanaf Boschhek tot aan het vroegere zwembad de 'Prinsenplassen' stond het Mastbosch vol met bosbessen. De vrouwtjes plukten de hele dag bosbessen. Dat was zwaar werk en gaf voor lange tijd vuile gekleurde handen. Met het plukken werd in die dagen wat geld bijverdiend.

Veel bewoners van de Baronielaan kochten een mandje bosbessen…

Als de 'bosbessenvrouwtjes' aan het eind van de dag klaar waren met plukken en weer de Baronielaan af liepen, richting Herofabriek om de bessen af te leveren, liepen ze altijd heel langzaam. De bewoners konden dan op tijd zien dat ze er aan kwamen. Op de Baronielaan deden de bessenvrouwtjes vaak goede zaken. Veel bewoners, waaronder mijn moeder, kochten dan een mandje bosbessen voor ƒ 7,50. Van de Hero kregen de vrouwtjes daar ƒ 3,-- voor. Mijn moeder maakte er jam van en zo konden wij kinderen nog dagenlang smullen van deze bosbessenjam op ons brood. Ik had het over de Overaseweg, die was vroeger nog niet bestraat. Het was toen een breed zandpad met diepe karrensporen. Dat was het gevolg van de grote bomen die over de weg werden gesleept.

De bomen werden in het Montensbos omgehakt en met een sleperswagen (kar met grote wielen, de boom ertussen) uit het bos en over de weg getrokken. De voerman liep naast de wagen met de leidsels van het paard in zijn hand. De bomen sleepte hij naar een opslagplaats in de buurt van de opperhoutvester tegenover het Montensbos. Veel mensen uit Ginneken en Breda gingen in die tijd zwemmen in het zwembad de Prinsenplassen aan het einde van de Overaseweg rechtsaf. Dit zwembad stond in verbinding met het water uit de Aa of Weerijs. Voor één gulden per keer kon men daar uren genieten. Na het zwemmen kon je in de zon liggen met uitzicht op de uitgestrekte weilanden.

Bij zwembad de Prinsenplassen stonden de fietsen nooit op slot…

Veel mensen reden in die tijd nog op een fiets. Al die fietsen konden bij het zwembad gestald worden zonder dat ze op slot werden gezet. Toen had men nog geen slot of een ketting nodig. Er werd over het algemeen amper iets gegapt. De oudere lezers kunnen zich misschien nog wel het laatste stenen kleine huisje aan de Overaseweg herinneren. Gaande van Hotel Boschhek stond het aan de rechterkant met een grote houten schuur er achter. Jarenlang werd dit huisje bewoond door de toen bekende familie Van ‘t Leengoed, een gezin met veel kinderen. Het huisje had één grote kamer, vier bedsteden, een plavuizen vloer met zand bedekt en een waterput waaruit met een groot touw met een emmer er aan het water heel diep werd opgehaald.

Ons huisje ‘Overa’, daar schuin achter, genoot een zekere bekendheid. Het was op betonpalen gebouwd want het water van de Aa of Weerijs kwam ook daar vele malen per jaar tot aan de onderkant van de houten vloer. Dit houten huisje is vele jaren bewoond geweest door de bekende Brabantse kunstschilder Jan Strube en later door nog een andere bekende kunstschilder, Piet Verster. In een van mijn vele albums ontdekte ik nog een foto van de Overaseweg, een ware sneeuwfoto. Wanneer die gemaakt is weet ik nog precies, in de barre winter van 1942. Iets verder aan de Overaseweg was ook het troepenhuis van de meisjespadvindsters. Hert zijn allemaal beelden uit mijn jeugdtijd en dat is al weer heel wat jaren geleden.

2. In de ponytram van de ‘Ginnekensche Tramweg Maatschappij’ was plaats voor zes passagiers. Het trammetje liep heen en terug van de Ginnekenmarkt naar Hotel Mastbosch.