Voor aanleg en behoud van speeltuin Ploegstraat stond ‘t Ginneken diverse malen op de barricade



1. De goed ingerichte speeltuin aan de Ploegstraat wordt tegenwoordig nog steeds goed gebruikt. Voor vaders en moeders is er een terras waar men met goed weer kan genieten van een kopje koffie of thee.
Voor het opsporen van de geschiedenis van de Ginnekense speeltuin aan de Ploegstraat kun je het best eerst een bezoekje brengen aan het gemeentelijk archief in Breda. Het vroegere zelfstandige dorp Ginneken werd in 1942 door Breda geannexeerd. De archieven zijn toen overgebracht naar het Bredase archief, dat nu gevestigd is aan de Parade 10 (ingang via de Keizerstraat). Daar rust het Ginnekense verleden, dat door iedereen kan worden ingezien en bestudeerd.

Het is de bekende weg: een aantal ingezetenen stuurt eerst een brief…

De speeltuin aan de Ploegstraat heeft als speelgelegenheid altijd erg positief bekend gestaan. Voor de kinderen zijn er een groot aantal speeltuigen, shotveldjes, een prachtige rolschaatsbaan enz. enz. Er is ook vast toezicht aanwezig. Eerst door de veel te vroeg overleden Piet Nooijens en nu al weer tien jaar door André Kreeft. Je denkt wel eens dat zo'n voorziening vanzelf tot stand is gekomen, als het ware uit de blauwe hemel is komen vallen. Dat is niet zo! Iedere keer als je in de archieven duikt om het ontstaan van een dergelijke voorziening uit te zoeken en te beschrijven, kom je evenveel keer dezelfde rode draad tegen. Een aantal ingezetenen stuurt een brief aan de plaatselijke overheid en nog meer inwoners geven met een handtekeningenlijst er blijk van het met het verzoek eens te zijn. En, ‘eendracht geeft macht’, zegt een oud vaderlands spreekwoord.

Zo is het ook gegaan bij het tot stand komen van de nu achtenveertig jaar oude speeltuin aan de Ploegstraat. We nemen u in gedachten mee terug naar het jaar 1953. Auto's werden hoe langer hoe meer onderdeel van het straatbeeld. Erger nog, ze namen daar op een brutale wijze bezit van. Kon tot dan de jeugd hun spelletjes en kattenkwaad zonder gevaar voor lijf en leden op en aan de openbare weg botvieren, vanaf dat moment was het uitkijken geblazen. De jeugd uit en rond de Ginnekense Ploegstraat had daar niet veel last van. Ingesloten door de Franklin Rooseveltlaan, Burgemeester Buijsenstraat en Ploegstraat had zij er de beschikking over een speelveld, een flink braakliggend stuk terrein waar naar hartelust gespeeld kon worden. In ieder geval tot in het begin van het jaar 1953.

De heer F.W. Koningstein pakte zijn pen en schreef een brief op poten…

In 1953 werd het speelterrein door de gemeente aan het georganiseerde jeugdwerk verhuurd, die er een groot hek om liet zetten. Vanaf toen was het terrein niet vrijelijk meer te betreden. U kunt zich waarschijnlijk de gesprekken voorstellen, die in de directe omgeving in de huiskamers losbrandden. De hele buurt was woedend. Op 17 juni 1953 pakte de heer F.W. Koningstein zijn pen op en schreef, ook namens andere bewoners, de volgende boze brief aan de Bredase gemeenteraad: “Ondergetekenden, bewoners van de Burgemeester Buijsenstraat en omgeving, vragen beleefd om Uw aandacht voor het volgende. Sedert enige tijd is het terrein tussen de huizen aan de Franklin Rooseveltlaan, de Ploegstraat en de Burgemeester Buijsenstraat afgesloten. Daarmee is een openbaar speelterrein voor de jeugd verdwenen.”

De brief vervolgt: “Men was in onze buurt zeer gelukkig een veilig terrein te hebben voor de kinderen, zodat deze niet op de openbare weg hoefden te spelen. Zoals de situatie thans is, profiteren maximaal tien à twintig jongens van dit terrein en enige honderden jongens en meisjes kunnen toezien. Dit wordt in de buurt zeer betreurd. Enig overleg met de huurder van de grond (het Parochieel Groepscomité Jeugdbeweging van de Parochie van het Onbevlekt Hart van Maria - red.) leverde absoluut geen resultaat op. Men toonde zelfs een totaal gemis voor het noodzakelijke begrip, dat er ontspanningsmogelijkheid moet kunnen zijn voor de jeugd. Een ander terrein is in de verre omtrek niet te vinden, zodat men voor een waarschijnlijk ernstig probleem is geplaatst.”

Bewoners horen niets van de gemeente en trekken opnieuw aan de bel…

De brief besluit met: “Zou het mogelijk zijn, dat er een deel van genoemd terrein alsnog wordt opengesteld als OPENBARE speelgelegenheid. De ruimte is absoluut aanwezig. Gaarne hopen ondergetekenden, dat U deze middelen zult kunnen vinden, om deze onhoudbare toestand een redelijke oplossing te geven. Met de meeste hoogachting verblijven...” De brief was, behalve ondertekend door de heer F.W. Koningstein, ook voorzien van elf handtekeningen van belanghebbende bewoners. Ondanks dat het probleem intern bij het Bredase gemeentebestuur al aan de orde was (men was met een onderzoek gestart naar al eerder gemelde klachten) vernamen de betreffende bewoners van de gemeente taal noch teken. Op 15 september 1953 werd er opnieuw aan de bel getrokken.

Men kreeg toen als antwoord dat de ontvangen brief nog niet in de raad was behandeld. In een nieuwe brief klaagden de inwoners opnieuw hun nood. “Hoe het mogelijk is geweest de jeugd uit deze omgeving een dergelijk speelterrein te ontnemen, waar zij zich in vrije tijd met sport en spel konden uitleven, blijft voor de ouders dezer jeugd een raadsel. Te meer, daar het voorts als een onbillijkheid wordt aangevoeld, dat een dergelijke gelegenheid met een oppervlakte van ongeveer 15.000 m2 slechts mag dienen voor een tien- à vijftiental jongelui, welke er slechts enkele uren per week ontspanning komen zoeken”, schreef men aan het gemeentebestuur. Gemeld werd ook ‘dat men de situatie psychologisch onjuist vond, daar dit reeds in de kinderharten wrevel heeft gewekt, om reden dat de genoegens der massa hier moesten wijken voor die der bevoorrechten'.

Openbare Werken wijst op een goede mogelijkheid in het huurcontract…

Ondertussen was op het betreffende terrein een groot houten clubhuis geplaatst. De bevoorrechte groep, zoals dat in de brief werd genoemd, betrof de verkenners en het Gilde uit de Fatimaparochie. Ongetwijfeld ook kinderen van hardwerkende vaders en moeders. Op twee fronten komt de speeltuinaffaire in een stroomversnelling. Binnen de gemeente Breda wijst de dienst Openbare Werken (toen nog gehuisvest in het pand Karnemelkstraat 13) burgemeester en wethouders op een bepaling in het huurcontract van het in opspraak zijnde terrein. Die bepaling hield in dat de gemeente zich altijd het recht voorbehoudt het terrein terug te nemen om het te bestemmen als algemene kinderspeeltuin. Er was wel degelijk een uitweg voor de ontstane problemen.

Het advies van de dienst van Openbare Werken was deze bepaling voor een deel van de grond van toepassing te verklaren, zoals de boze ouders per brief hebben geschreven. Vanaf dat moment gingen ook pastoor Asselbergs en kapelaan Theewes uit de Fatimaparochie zich met de zaak bemoeien. Er vond op 16 oktober 1953 een gesprek plaats tussen beide geestelijken en de Bredase wethouder Stubenrouch. Het was mijnheer pastoor die in het begin van het gesprek de wethouder meedeelde achter de actie van de bewoners te staan. Ook hij vond dat op een gedeelte van de grond een openbare speelgelegenheid moest worden gerealiseerd. Die moest dan na schooltijd open zijn en ook op woensdag- en zaterdagmiddag. Over de zondag werd er niet gesproken, meldt het verslag van het gesprek.

Gemeente Breda moest voor de goede zaak flink in de buidel tasten…

Hoe de speeltuin verder gebruikt zou moeten worden werd door pastoor Asselbergs ook ineens maar uit de doeken gedaan. Er moest in ieder geval een shotveldje komen en enkele speelwerktuigen. Ook was het nodig dat er doorlopend een goed toezicht aanwezig was. Pastoor Asselbergs dacht daarbij aan een onderwijzer. Ook voor de financiering had mijnheer pastoor al een plan klaar. De gemeente diende voor de goede zaak natuurlijk de nodige centen op tafel te leggen. De ouders van de kinderen die gebruik van de speeltuin zouden maken, werden gevraagd een kleine vergoeding per jaar te betalen. Dus een contributie. Een nog te benoemen speeltuinbestuur zou alles moeten regelen en daarop zou kapelaan Theewes zo'n beetje het oog kunnen houden. En wat doe je dan na een dergelijk indringend gesprek met mijnheer pastoor van een toen nog zeer Rooms-katholiek Breda?

Intern werd nog wel de vraag gesteld of de speeltuin nu wel of niet op zondag open zou zijn. Om een lang verhaal kort te maken, het terrein werd opgedeeld. Eén deel voor de Verkenners en het Gilde en het grootste deel voor de openbare speeltuin. De toen gemaakte indeling kunt u ook nu nog waarnemen. De gemeenteraad Breda stelde een bedrag beschikbaar voor de inrichting van het terrein. En er kwam ook een rolschaatsbaan. Pastoor Asselbergs meldde het goede nieuws op 30 januari 1954 in 'De Stem van Fatima', toen het nieuwsblaadje van de Fatimaparochie. Het bericht staat bij een advertentie van firma De Ruyter uit de Prins Hendrikstraat 80 met de boodschap dat de lange onderbroeken voor heren maar ƒ 2,95 kosten. Mooie nylons waren bij De Ruyter te koop voor maar ƒ 1,95. In kleine lettertjes stond er bij: ‘met kleine boord- of voetfoutjes’.

Als er bezuinigd moet worden, pakt de gemeente het rode potlood…

Op maandag 3 juli 1954, nu achtenvijftig jaar geleden, werd de speeltuin aan de Ploegstraat feestelijk in gebruik genomen. Er werden vervolgens enkele grote Vlaamse kermissen gehouden om het speelmateriaal verder uit te breiden. Zeer velen hebben zich in die jaren uitbundig voor de speeltuin ingezet. Namen noemen lijkt hier niet op zijn plaats, want je vergeet ongetwijfeld een paar harde werkers te noemen. En, het ontstaan van de speeltuin in de Ploegstraat, de groei en de bloei er van zijn de verdienste van de totale bevolking in en om de Ploegstraat. De hiervoor beschreven geschiedenis wil niet zeggen, dat de speeltuin aan de Ploegstraat nooit in de problemen is gekomen. Ook niet dat haar voortbestaan nooit is bedreigd. Het was in de jaren zeventig dat alle openbare voorzieningen in Breda onder het directe gemeentelijk bestuur werden geplaatst.

De tijd dat 'patronaatachtige organisaties' bepaalden hoe openbare voorzieningen moesten functioneren, werd als ouderwets en in ‘deze moderne tijd’ niet meer haalbaar verklaard. Door zo te handelen werd op zeg maar een sluipende wijze ieder initiatief door de burgerij de kop ingedrukt. Initiatieven die voor de speeltuin inhielden, dat veel werk pro deo door de bewoners werd verricht en dat bedrijven zich daar met donaties vaak spontaan bij aansloten. Het begrip ‘de overheid betaalt’ werd gemeen goed. Maar als het de overheid niet meer voor de wind gaat, dan pakt men gewoon het rode potlood en worden er strepen getrokken. 'Dan worden er prioriteiten gesteld', zoals dat in stadhuistaal heet. In 1984 deelde de gemeente Breda mee dat de speeltuin aan de Ploegstraat om bezuinigingsredenen zou worden gesloten.

Het veertig jarig bestaan in 1994 werd uiteraard zeer uitbundig gevierd…

Opnieuw stond men in het Ginneken terecht op haar achterste benen. Met een aantal omwonenden, direct betrokkenen, sprong toen ook de Dorpsraad Ginneken in de ring. Als het openhouden van de speeltuin zelfs te veel was voor de gemeente, dan moest men de speeltuin maar teruggeven aan de bevolking. 'Dan doen we het zelf wel', werd in het felst van het overleg betoogd. De gemeente trok bij. Er waren nog wat strubbelingen over het vaste toezicht. De met de speeltuin vergroeide inmiddels overleden Piet Nooijens zou worden teruggetrokken, maar ook dat kon worden opgelost. Alles bij elkaar tonen de problemen ook nu weer aan dat de bewoners op hun hoede moeten zijn. Dat een zo genoemde 'zorgzame overheid' het beste ook met gezond wantrouwen moet worden bekeken.

De speeltuincommissie in die tijd, met de heren Ad Graauwmans, Peter de Jong, Hans van Loon, Toon van Overveld, Cees van de Ende en Kees Maas, organiseerden in 1994 het veertigjarig jubileum. De voor deze gelegenheid in het leven geroepen feestcommissie werd versterkt met de heren Bram Lips en Frans van der Velden van comité Gaffelstraat. Op zondag 18 september 1994 vond vanaf tien uur een groot feest in de speeltuin plaats. Een grote lijst met gewilde, leuke en feestelijke activiteiten bestond uit: ponyrijden voor de jeugd, kraampjes met oud-Hollandse spelletjes, wedstrijden rolschaatsen enz., enz. En er waren natuurlijk ook traktaties als limonade en poffertjes. Scouting 'Blauwe Kei', ook thuis op het terrein, heeft daar toen van harte haar medewerking aan verleend.

De Ginnekense speeltuin in de Ploegstraat bestaat nu bijna zestig jaar…

Van de speeltuin in de Ploegstraat wordt ook nu nog veelvuldig gebruik gemaakt. Ook door scholen en verenigingen. Dat was voor de gemeente ongetwijfeld een van de belangrijkste redenen om met de ingrijpende en veel geld kostende renovatie in 1999 akkoord te gaan. De speeltuin bestaat nu op de kop af achtenvijftig jaar en lijkt met de hedendaagse bezuinigingen buiten schot te blijven. Maar oplettendheid blijft geboden. Met de gemeente Breda weet je het maar nooit. Ook is er per januari 2002 in de plaats van de Dorpsraad Ginneken een nieuwe ‘hoeder’ van de speeltuin gekomen, wijkraad Ginneken=Ginneken. Maar van enige interesse is tot nu toe niets gebleken.

2. De inmiddels overleden Ad Graauwmans (l) en Piet Nooijens hebben zich jaren ingezet om de speeltuin letterlijk en figuurlijk draaiende te behouden. Ad Graauwmans was in die jaren ook voorzitter van de Dorpsraad Ginneken.
3. In 1984 was vrijwel alles in de speeltuin aan vervanging toe. Te veel geld, vond de gemeente, die de speeltuin wilde sluiten. Samen met de speeltuincommissie hield toen de Dorpsraad Ginneken actie tegen de sluiting. De gemeente knapte toen de speeltuin op.