Bredaas carnavalslied 1884 gaat over 't Ginneken, in de jaren vijftig was het pas feest in de dorpen.



3. Jaren geleden spraken we met de broers Jan (l) en Louis Machielsen over de Ginnekense paardentram. Beiden waren koetsier op de Ginnekense tram. Zij wisten ook van het Bredase carnavalslied uit 198
Carnaval 2008 is weer een week achter de rug. De nog maar sporadisch gedragen boerenkiel van vroeger en andere ‘leutige uitdossingen’ zijn weer opgeborgen. Menige fanatieke carnavalsvierder is nog aan het bijkomen van de vele pinten die achterover zijn geslagen of van de gepeperde rekeningen die daar tegenwoordig een gevolg van zijn. Een groot voordeel van het georganiseerde carnaval is, dat als het feest eenmaal voorbij is weer met een schone lei begonnen kan worden.

Carnaval, het jaarlijkse feest op de ‘vastenavond’, wordt in Breda en de dorpen in de omtrek nog niet zo lang georganiseerd en uitbundig gevierd. In de omliggende dorpen als het Ginneken en Princenhage predikte de geestelijkheid nog tot na de Tweede Wereldoorlog hel en verdoemenis van de preekstoel als het feest weer voor de deur stond. Gemaskerd of verkleed op straat lopen was er ook in Breda niet bij en was met niet mis te verstane overheidsregels verboden.

De liedjes werden alleen of in kleine groepjes op straathoeken gezongen…

Ook in Breda had het stadsbestuur en de geestelijkheid de nodige twijfels bij carnaval. Maar een toenemend aantal Bredanaars trok in vroeger jaren in allerlei vermommingen door de straten. Er werden dan eigen carnavalsliedjes gemaakt die voorzichtig de overheid op de hak namen. De liedjes werden alleen of in kleine groepjes op hoeken van straten gezongen. Een trekzak (harmonica) kon in hoge mate de feestvreugde verhogen. Vooral de gewone man stortte zich met volle overgave op het feest der zotten. In tegenstelling met wat tegenwoordig het geval is, was er in die tijd nog geen sprake van een echte Bredase carnavalsorganisatie. Toen in de tweede helft van de negentiende eeuw ook de ‘betere standen’ in Breda interesse in carnaval begonnen te krijgen, ontstonden pas de eerste echte carnavalsverenigingen. Het georganiseerde carnaval met een Prins carnaval en een raad van elf kwam later pas.

Van een echte carnavalsoptocht was in Breda voor het eerst sprake in 1868. Er trok in dat jaar een kleine carnavalsoptocht door de straten van Breda die onder leiding stond van de Bredase vorst Momus. Met zijn ‘raad van elf’ trokken toen ook heel wat Bredanaars door de stad. In de jaren na 1868 kon er nog niet worden gesproken over een echte jaarlijkse traditie. Incidenteel werd er een optocht gehouden en was er sprake van een Prins carnaval met gevolg. De in 1882 opgerichte ‘Bredase Carnavals Club’ heeft maar een kort bestaan gekend. Pas met de vereniging ‘Bonus Eventus’ kwam er enige continuïteit in de Bredase carnavalsviering. Zij het dat de grote feesten voornamelijk in besloten gelegenheden werden gevierd. Bijvoorbeeld in het toenmalige theater Concordia bij het Van Coothplein en in de toentertijd grotere horecazaken als ‘Het Zuid’ en ‘De Graanbeurs’ in de binnenstad.

De inspiratie voor het herleven van carnaval in Breda kwam uit Den Bosch…

Na 1894 was er ieder jaar in Breda geregeld een georganiseerde optocht. Bij de officiële Bredase carnavalsvereniging ‘Bonus Eventus’ figureerde in die dagen nog geen Prins carnaval. Toen de gemeenteraad na de Eerste Wereldoorlog carnaval verbood zag het er somber uit voor het feest en de feestvierders. Pas in 1936 veranderde de situatie. In dat jaar werd de nog steeds bestaande BCV (Bredase Carnavalsvereniging) opgericht. Die slaagde er in om van carnaval in Breda een echt volksfeest te maken. In 1939 vond er ook weer een optocht plaats. De inspiratie voor de herleving van het Bredase carnaval kwam eigenlijk uit Den Bosch (Oeteldonk). Ook de traditionele boerenkiel is uit deze stad overgewaaid evenals een aantal activiteiten rond de Prins. Zo was het vele jaren ook in Breda gebruik dat Prins carnaval op carnavalszaterdag met de trein op het station in Breda arriveerde.

Bij het (oude) station in Breda werd hij tal van jaren door een grote menigte feestvierders ingehaald. Per rijtuig ging de stoet daarna in de richting van het stadhuis op de Grote Markt, waar door de burgemeester de sleutel van de stad werd overhandigd. Ook de naam van de Bredase Prins carnaval was in de beginjaren afgeleid van die van zijn Bossche collega. Elkaar opvolgende Bredase prinsen droegen in die jaren de achternaam ‘Amadeus’, die in Den Bosch ‘Amadeiro’. Het kiezen van een toepasselijke naam voor de Bredase Prins is later een eigen weg ingeslagen, evenals een zelfstandig carnavalsprogramma voor de inwoners van ’t Kielegat zoals Breda nu genoemd wordt. In het Ginneken en de andere dorpen rond Breda was er vanaf de jaren vijftig pas sprake van een georganiseerd carnaval dat die naam mocht dragen.

We zeggen het maar even, een goed feest is altijd meegenomen nietwaar?

In de dorpen rond Breda werden in de jaren vijftig carnavalsverenigingen opgericht die het organiseren van een eigen carnaval ter hand namen. Pas later kwam dat bij het vieren van jubilea aan het licht. De elf jaren of een veelvoud daarvan vallen in de dorpen vrijwel op dezelfde data. Door carnavalsverenigingen en organisaties wordt alleen het 11-jarige bestaan gevierd en een veelvoud daarvan. Omdat ook het vijfentwintig, vijftig, honderd enz. jarig bestaan aanleiding geeft voor grote feesten, tellen die jubilea ook mee voor het organiseren van festiviteiten. De Ginnekense carnavalsorganisatie ’t Lestogenblik werd in 1959 opgericht en bestaat in februari 2009 precies vijftig jaar. Zo men dit door de drukte van het voorbije carnaval nog niet had ontdekt, hebben wij ze er maar even aan herinnerd. Een goed feest is altijd meegenomen nietwaar?

Een oud Brada’s carnavalslied uit 1884 over de Ginnekense paardentram…

Bij toeval vonden we een oud Bredaas carnavalslied uit het jaar 1884 dat gaat over de oprichting van de ‘Ginnekensche Tramweg Maatschappij’ in dat jaar. Het was niet gebruikelijk dat personen in een dergelijk liedje voluit bij hun naam werden genoemd. De in het carnavalsliedje met een ‘K’ aangeduide persoon was de heer Kuitenbouwer een van de directeuren van de Ginnekensche Tramweg Maatschappij. De tekst van het lied uit 1884 luidde als volgt:

'Carnavalsovatie aan den paardetram Ginneken-Breda 1884 (Juichlied- Air: Das bild der Rose).

'Komt Momus weer op alle dwaasheid wijzen, die in de samenleving staag geschiedt. Hij wil ook wel eens goede zaken prijzen, zoals men in Ginneken nu ziet'.

'Dit fraaie Dorp, ook steeds Breda's genoegen, scheen als verlaten tot K's stem, gemeentevrienden opriep zich tot hem te voegen, om daar te stellen eenen Paardentram'.

'Een tram die 't Ginneken zal doen herleven, die 't aan de stad verbindt door ijz'ren band. Die 't bloei en welvaart dra zal wedergeven, nu 't aan Breda als Voorstad komt verwant'.

'Hij, die vooruitgang wil tot nut waarderen, belegge alsnu met vrucht zijn geld. Dat hiervoor wis met voordeel zal renderen, daar met beleid die baan is daargesteld'.

'Zou Momus oordeel dan geen hulde brengen, aan de onderneming van diens heiltramway, die Ginn'ken 's fraaiheid komt met voordeel mengen, tot lust en nut van onze maatschappij?'

'Daarom, ontwerper en commissieleden, vereeniging die 't plan had opgevat. Geen carnaval-bedilzucht treft u heden, maar wel wijdt ze u een driewerf io-vivat!'

'lo-vivat, io-vivat, zingt ieder u ter eer. Brengt hulde aan uw werkzaamheid, waardoor alnu een Tram hier rijdt. lo-vivat, io-vivat, vostrorum sanitas.'

1. Toen carnaval in 1947 na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog weer mocht, arriveerde Prins Amadeus of er niets was gebeurd weer als vanouds per trein op het (oude) station van Breda.
2. Later kreeg prins carnaval van Breda (’t Kielegat) een eigen naam. Prins Rolf I(1966) wordt in het stadhuis van Breda ontvangen door loco-burgemeester wethouder Bastiaansen. De man rechts op de foto met het witte gezicht is de toen befaamde Paul Murk.